ArtWay

Kunstenaars openen onze ogen voor rijkdom en betekenis. Sandra Bowden

Artikelen

H.R. Rookmaaker - Kunst spreekt vanzelf

H.R. Rookmaaker: Kunst spreekt vanzelf, Oosterbaan en Le Cointre, 1978

Samenvatting door Marleen Hengelaar-Rookmaaker
 
In het eerste hoofdstuk gaat de auteur in op de ontwikkelingen die geleid hebben tot de welhaast religieuze status van de kunst in onze tijd. Voor 1500 was de kunstenaar een handwerksman. Wat wij kunst noemen, was de natuurlijke schoonheid die verwacht werd van de dingen die door mensenhanden werden gemaakt. De kunstenaars werkten binnen een sterke traditie; ontwerpen, patronen, werktuigen, technieken enz. werden van generatie op generatie overgeleverd. Maar ook was er vrijheid om binnen de kaders van de traditie een werk te voorzien van een eigen signatuur, ook al was de kunstenaar er niet op uit om een eigen visie op het leven tot uitdrukking te brengen. Kunst was veeleer de uitdrukking van een gemeenschappelijk verstaan van het leven. Men was vooral uit op deugdelijk en goed werk, dat kwaliteit en schoonheid bezat en geschikt was voor de beoogde functie.
 
Vanaf de Renaissance begint er langzaamaan verandering te komen in deze benadering van de kunst. De jaren 1500-1800 zijn te zien als een overgangsperiode. Met de Verlichting kwam kunst steeds meer tegenover de natuurwetenschappen te staan – als het niet rationele, niet duidelijk definieerbare, het terrein van intuïtie en gevoel. En vervolgens kwam zij met Kant op een verheven voetstuk te staan als de plek waar een geïntegreerd begrip van de werkelijkheid gevonden kan worden. Kunst werd nu schone kunst, losgekoppeld van de ambachten, en de kunstenaar werd een begaafd genie, de hogepriester van de cultuur die de geheimen van de werkelijkheid onthult en de oplossing aandraagt voor de diepste problemen van de mensheid. Kunst kwam op zichzelf te staan; los van iedere functie in de alledaagse realiteit kreeg zij voortaan een plek in het museum.
 
De hoge plaats die de kunst werd toebedeeld heeft geleid tot een crisis in de kunst. De kunstenaar wordt in onze tijd gezien als bijzonder, maar tegelijkertijd staat hij overal buiten en kunnen alleen de meest succesvolle kunstenaars van hun werk leven. Een kunstenaar wordt bovendien geacht diepzinnige statements te maken, hij moet vooral zichzelf zijn en zichzelf tot uitdrukking brengen – maar velen voelen zich hierdoor overvraagd. Kunst is een soort ongodsdienstige religie geworden, zoiets buitengewoons dat je uitleg nodig hebt om haar te kunnen begrijpen.
 
De crisis in de kunst staat echter niet op zichzelf, maar is verbonden met een crisis in onze hele cultuur, die allereerst geestelijk van aard is en die alle aspecten van ons leven aantast – een crisis die alles te maken heeft met het zijspoor waarop het christendom terecht kwam.
 
Hoofdstuk 2 gaat in op het antwoord van de kerk op de bovenstaande ontwikkelingen. De 18e eeuw was niet alleen de eeuw van de Verlichting, maar ook van het piëtisme, waarin het christelijk leven werd versmald tot een vroom leven, tot vrome activiteiten als bidden en naar de kerk gaan. Zaken als de politiek en de wetenschap en ook de kunst werden overgelaten aan de ‘wereld’. Men had vooral aandacht voor evangelieprediking en barmhartigheid, en niet voor een christelijke vormgeving van alle terreinen van het leven. En zo verwereldlijkte de wereld, ook al waren er veel christenen.
 
Als kunst echter niet geestelijk genoeg is voor de christen, gaan er allerlei conflicten rijzen. Want er is wel muziek tijdens onze festivals en evangelisatiecampagnes, we delen wel pamfletten uit en hangen posters op, en die communiceren hoe en wie we zijn. Ook bouwen we kerken en maken we muziek tijdens onze diensten, enz. Als we geen zorg en aandacht schenken aan deze zaken, laten we zien dat we niet werkelijk geïnteresseerd zijn in Gods schepping en de mens en het hele leven.
 
Voor 1800 was er altijd schoonheid in de dingen die de christenen deden. De oude kunst, muziek en literatuur getuigen ervan dat het christendom tenminste eens iets heeft betekend. Nog steeds vinden we alom belangstelling voor die oude kunstwerken. Vandaag zijn het vaak nog de enige getuigen van het christelijk geloof in ons openbare leven.
 
In christelijke kringen treffen we nog steeds een negatieve houding ten opzichte van cultuur en kunst. ‘We moeten echter bedenken dat Christus niet kwam om ons christen te maken, maar dat hij ons kwam verlossen opdat we mens zouden worden in de volle betekenis van het woord’ (dit citaat is wellicht de meest geciteerde uitspraak van H.R.R.), d.w.z. opdat we vrij zouden zijn in alle facetten van ons leven en dat we onze talenten zouden inzetten tot eer van God en ten behoeve van onze naasten. Ook onze artistieke talenten. Kunstenaars zijn onmisbare leden van het lichaam van Christus. Daarbij zijn we geroepen het zout der aarde te zijn en bederf tegen te gaan: om niet alleen te werken ten behoeve van de christelijke subcultuur maar ten behoeve van allen.
 
Alleen een echte reformatie kan leiden tot een vernieuwing van onze cultuur. Godsdienst is nu vaak meer een kwestie van gevoel dan van het dagelijks leven. Nodig is een reformatie binnen het christendom en van daaruit van de gehele westerse wereld. Daarbij gaat het niet alleen om Gods reddende genade, maar om een afwending van al het kwaad en een terugkeer tot Gods geboden. Met Gods hulp. Daartoe moeten we wenen, bidden, denken en werken. Dit is geen zaak van vlugge oplossingen, maar dit vraagt tijd en de toewijding van meerdere generaties. Zoals van de Reformatie de vruchten zichtbaar werden in de kunst van de 17e eeuw (en op andere maatschappelijke terreinen). We moeten inzien hoe verstrikt we zijn geraakt in de geest van de Verlichting, het geloof in de kracht van de rede en in de zogenaamde neutraliteit (waarbij het geloof als subjectief naar de privésfeer werd verwezen).
 
Hoofdstuk 3 denkt na over de opdracht van de christelijke kunstenaar. Deze heeft het niet makkelijk, want juist in de avant-garde of moderne kunst is de antichristelijke geest het sterkst. Men zou kunnen aansluiten bij oude tradities, maar die moeten dan wel voorzien worden van een nieuwe grondslag zodat ze een levende realiteit kunnen zijn.
 
De kunstenaars nemen een kritieke plaats in een mogelijke reformatie in. Zij scheppen de liederen, de beelden enz. die de nieuwe inzichten verwoorden, zichtbaar maken en doorgeven. Daarbij gaat het niet alleen om kunst in musea die de aanwezigheid van christenen voelbaar maakt, maar bovenal om kunst die middenin de maatschappij staat, die het leven leefbaar, rijk, diep en spanningsvol maakt. Een dergelijke kunst is er niet zomaar: dit is moeilijk werk, tegen de stroom in, en dit vraagt om doordenking van wat het geloof betekent voor de huidige wereld. We moeten de realiteit van het leven dat God geeft laten zien. Het verschil moet te zien zijn, op allerlei terrein. Zoals C.S. Lewis zegt: het gaat niet om nog meer boeken over geestelijk leven, maar om goede, toonaangevende boeken van christelijke hand op allerlei levensterreinen. Kunst heeft grote invloed, denk maar aan de popmuziek. Als er creatieve, spanningsvolle en goede christelijke muziek en kunst in omloop zou zijn, die zich in positieve zin onderscheidt van de rest, zou het christendom veel meer te zeggen hebben. We denken vaak dat we er zijn als we net doen als de rest, alleen net iets minder schokkend of radicaal. Hiermee bedoel ik echter zeker niet te zeggen dat christen-zijn inhoudt dat we conservatief of niet verrassend moeten zijn.
 
Kunst heeft zijn eigen onmisbare plaats in het leven en heeft dus ook geen rechtvaardiging nodig. Maar al te vaak wordt van de christelijke kunstenaar gevraagd dat hij zijn kunst aanwendt om te evangeliseren. Dit draait de zaken echter om: kunst is er niet om de waarde van het christendom aan te tonen, maar het christendom geeft waarde, menselijkheid en realiteit aan de kunst. Omwille van de evangelisatie worden vaak compromissen gesloten en de kunst onteerd. Rembrandt c.s. evangeliseerden niet, maar werkten tot eer van God. Juist daardoor was hun kunst diep en belangrijk. Kunst is geen middel tot een doel, maar een doel op zich, zinvol in zichzelf. Kunst heeft haar eigen betekenis en waarde, zeker in het christelijke denkraam. Als we vragen van de kunstenaar dat hij een geloofsverkondiger is, tonen we onbegrip voor de betekenis van kunst en alle andere menselijke activiteiten: we doen alles als kinderen van God. Als je een boodschap kort en krachtig wilt communiceren is kunst bovendien niet het geëigende medium, want kunst spreekt in beelden en suggereert.
 
Kunst is te vergelijken met het werk van een loodgieter: het is onontbeerlijk zonder dat we ons daarvan bewust zijn. Kunst biedt een raamwerk aan waarbinnen we de dingen kunnen zien en vatten. Het is geen propaganda, maar heeft toch grote invloed op hoe wij de dingen zien en ervaren. De waarden die een werk uitstraalt zijn vervlochten in heel het werk en zijn niet iets dat er bovenop gelegd wordt als iets extra’s. Een werk toont wat in de maker leeft, is communicatie en is daarom nooit neutraal, maar geladen met betekenis. De kunstenaar kiest de vormen, kleuren, materiaal enz. om daarmee iets te zeggen.
 
De kunst van een christen moet de vrucht van de heilige Geest tonen en geestdrift voor het leven uitstralen. Het gaat dus niet om christelijke onderwerpen. Onze kunst moet menselijk zijn en waar. Vanuit onze menselijkheid reageren we op de buitenwereld op een manier die specifiek is voor onze eigen persoonlijkheid. We zijn geroepen onze talenten te gebruiken in liefde tot God en onze naaste. Dat is leren en experimenteren, met hart, geest en ziel, in openheid en vrijheid en biddend om wijsheid en leiding onze verantwoordelijkheid aanvaarden. Maar we hoeven niet beter te zijn dan we zijn. Christen-zijn betekent anders zijn, tot op zekere hoogte tenminste. We zijn ook kinderen van onze tijd. Maar we voegen iets toe aan het kader van onze tijd. En juist om deze verschillen gaat het. Zo kunnen we een positieve invloed zijn in onze tijd.
 
In hoofdstuk 4 gaat de auteur allereerst nog weer dieper in op een cruciaal punt in de discussie over de taak en het wezen van de christelijke kunst, namelijk dat kunst voor de christen geen rechtvaardiging behoeft, want ze is een door God gegeven mogelijkheid. Kunst is voor ons niet alleen maar te rechtvaardigen op grond van de functies die zij kan vervullen. Net zoals een boom of een mens vele functies vervullen, maar ook als al deze functies wegvallen nog steeds van enorme waarde zijn. De rijkdom en de eenheid van Gods schepping maken anderzijds wel dat kunst vele functies kan vervullen. Kunst staat niet op zichzelf, maar speelt op vele manieren een rol in het menselijk leven. Zo kan kunst communiceren, versieren, hoge waarden symboliseren of schoonheid verlenen. Kunst is met duizenden banden verbonden met de rest van de werkelijkheid.Dit wordt onderschat bij autonome kunst, de kunst om de kunst.
 
Kunst heeft twee facetten: communicatie en vorm. De communicatie of betekenis van een werk wordt gerealiseerd door middel van de vorm. Een schilder schildert wat hij ziet. Maar omdat hij ziet wat hij weet, schildert hij wat hij weet en communiceert hij zijn begrip van de werkelijkheid. Hij helpt ons de werkelijkheid te verstaan. De werkelijkheid is voor ons de wereld voorzover we haar kennen en begrijpen. De realiteit is dus een mogelijkheid die ontdekt, veroverd en gerealiseerd moet worden. Dit kan op een goede of slechte/kwade manier gedaan worden. Zo moeten we ook de kwaliteit van het begrip van de realiteit die door een kunstwerk belichaamd wordt beoordelen. Kunst is dus nooit neutraal. We kunnen daarom spreken van waarheid in de kunst: doet een werk al of niet recht aan de realiteit?
 
Kunst drukt uit welke ideeën, waarden en normen in een samenleving leven. Door middel van deze artistieke verbeelding wordt de essentie van een maatschappij gemeengoed en realiteit. Want de kunst geeft er vorm aan, zodat men haar naast intellectueel ook emotioneel in zich op kan nemen. We kunnen de betekenis van dingen gaan zien, doordat de kunstenaar die zichtbaar maakt voor ons. Zo kan de emotionele relatie die we hebben met de dingen om ons heen verdiept worden. Het is treffend dat we altijd schilderijen of foto’s in ons huis ophangen van zaken en mensen die ons dierbaar zijn: een boer heeft een schilderij van een koe aan zijn muur, en wielrenner van een fiets enz. Zo winnen deze dingen aan werkelijkheidsgehalte voor ons. We moeten ze leren zien. Zaken kunnen vaag blijven voor ons totdat de kunstenaar onze ogen ervoor opent. Kunst kan zo ook onze levensstijl beïnvloeden en vormen. Denk aan de invloed van films: van ideeën en een bepaalde kijk op het leven tot onze dromen, helden, kleding en zelfs hoe we ons bewegen en voelen. Kunst, muziek, design en interieurontwerp hebben invloed op de liturgie van ons leven, op hoe we dingen doen en onze omgeving vormgeven.
 
In de middeleeuwen sprak men van de meervoudige betekenis van een tekst of kunstwerk: letterlijk (het afgebeelde), allegorisch (waarnaar wordt verwezen), moreel en anagogisch (waartoe het ons aanzet, de richting waarin het onze gedachten en emoties leidt). In het anagogische ligt vooral de waarheid of de leugen van een werk. Zet het ons aan tot snobisme of nationalisme of tot liefde? Liefde is de hoogste norm voor de kunst – dit heeft invloed op de onderwerpen die we kiezen, hoe we ze uitbeelden, welke materialen we gebruiken enz.
 
Hierbij speelt ook ‘decorum’ een rol: een onderwerp moet een passende vorm krijgen; de vorm moet rechtdoen aan het onderwerp en de gelegenheid waarvoor een werk gemaakt is. De passie gieten in de vorm van een musical als met Godspell werd gedaan, is zondigen tegen het juiste decorum. Zo ook de doorsnee kerstkaart. Mozarts stijl is niet geschikt voor missen, wel voor opera’s. Ook het genre en de stijl moeten dus met zorg gekozen worden, daar ze een belangrijk deel uitmaken van de communicatie.
 
Over smaak valt niet te twisten, de één houdt van opera en de ander van symfonieën, maar wel over kwaliteit en inhoud, want die zijn een kwestie van normen. Daarbij gaat het om de totaliteit van een werk. Bij popmuziek bijvoorbeeld gaat het niet alleen om de tekst, maar ook om de muziek. Ook de melodie, het ritme en de harmonie drukken een mentaliteit uit, een manier van voelen, een benadering van de realiteit. De muziek die we om ons heen hebben vormt een deel van onze leefwereld en onze levensstijl, d.w.z. van onszelf. We moeten haar dus met zorg uitkiezen. Als muziek goed is, ook al is die niet door een christen gemaakt, kunnen we ons erachter scharen, zo niet, dan kunnen we ons er beter van distantiëren. Voor dit soort zaken zijn geen eenvoudige regeltjes te geven, want communicatie is ingewikkeld en speelt zich af op vele niveaus. Bovendien zijn niet alleen de cantates van Bach christelijk, maar ook de Brandenburger Concerten. Ook in instrumentale werken moeten de vruchten van de Geest tot uiting komen. En omgekeerd: christelijke thematiek waarborgt niet vanzelf waarheid of een christelijk statement.
 
We kunnen enerzijds letten op de representatieve kwaliteit van een kunstwerk (van non-figuratief tot de preciese weergave van het naturalisme) en anderzijds op de functie van een werk: van het ornament tot het schilderij of standbeeld dat grote waarden vertegenwoordigt (denk aan een afgodsbeeld of de David van Michelangelo die de Renaissancegedachte van de grootheid van de mens belichaamt). Tussen deze twee uitersten vinden alle kunstwerken een plaats, soms meer geladen met betekenis, soms minder. Al deze verschillende soorten kunst hebben bestaansrecht en hun eigen belang. Een goed decoratief werk heeft niet minder artistieke waarde dan een icoon. Figuratieve kunst is niet vanzelf beter of waardevoller dan non-figuratieve kunst. Als we hierover op een zinvolle manier willen discussiëren, moeten we allereerst vragen naar de functie van een werk. Decorum is hier de norm. Wat echter niet goed te praten is die abstracte kunst die de realiteit afwijst of negeert, die staat voor een negatieve benadering van de werkelijkheid zoals in de moderne kunst het geval is. Het gaat me er hier niet om dat het negatieve niet getoond zou mogen worden (het negatieve in onze wereld moet zelfs als negatief worden afgebeeld, anders krijg je zoete, geïdealiseerde werken), maar dat hier de realiteit als zodanig negatief beoordeeld wordt.
 
Niet iedere kunstenaar wordt beroemd, maar daarom is zijn werk nog wel belangrijk. Denk aan het standbeeld op het plein in de stad. Iedereen kent het, maar wie weet wie het gemaakt heeft? Veel van het werk van de kunstenaar is anoniem. We moeten ook niet naar roem zoeken. Het gaat erom dat we anderen goede dingen schenken.
 
Vier kwaliteiten bepalen het belang van een kunstenaar: talent, intelligentie, karakter en toewijding. Talent is een gave, zoals iedereen zijn eigen gaven heeft. Intelligentie is het vermogen om de juiste vorm te vinden, de juiste oplossing. Dit kan ontwikkeld worden. Karakter is zeer belangrijk: niet onder je niveau werken en commercieel worden als dat succes oplevert of succesvolle trucjes blijven herhalen. Daarmee wil ik niet zeggen dat alle amusement verkeerd is. In zekere zin is alle kunst amusement. Daar is op zich niets mis mee, kunst heeft ook een belangrijke ontspannende functie. Maar een werk moet wel kwaliteit bezitten, ook al beweegt het zich in het populaire genre. Toewijding is onmisbaar, want kunst is 95% transpiratie en 5% inspiratie. We moeten hard studeren en werken, want talent alleen is niet genoeg. We zijn geen passieve instrumenten van Gods Geest. Hij geeft ons onze persoonlijkheid, onze eigen vrijheid en verantwoordelijkheid.
 
Kortom, een christelijke kunstenaar werkt als iedere andere kunstenaar, alleen met een andere mentaliteit en andere prioriteiten. Want onze weg is Christus.