ArtWay

De veertigdagentijd herinnert mij eraan dat ik niet vast hoef te zitten in oude patronen van denken en handelen. Vernieuwing is mogelijk.

Kunstenaars

Kraus, Karin - BM - José Verheule

 
 
Karin Kraus: De barmhartige Samaritaan
 
 
Wie is mijn naaste?
 
door José Verheule
 
Het verhaal dat hier verbeeld wordt kennen wij als de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan (Lukas 10:25-37). Maar is deze barmhartige Samaritaan ook werkelijk de persoon waar het hier om gaat? Als je het verhaal goed leest, ontdek je dat het verteld wordt vanuit het perspectief van iemand anders. We kijken mee met de man die je linksonder ziet liggen: het slachtoffer van een roofoverval die beroofd en in elkaar geslagen voor dood langs de kant van de weg ligt. Zijn hoofd hangt slap achterover. Zijn ogen zijn gesloten, als van een dode. Alleen het bloed beweegt nog. Het bloed waarin het leven is druppelt langs hem af.
 
Met hem begint en eindigt Jezus zijn gelijkenis. Hij begint: ‘Een zeker iemand daalde af van Jeruzalem naar Jericho en viel in handen van rovers.’ En hij eindigt met de vraag: ‘Wie van deze drie, lijkt u, is de naaste geweest van degene die in handen van rovers was gevallen?’
 
Jezus’ vraag is een wedervraag aan een wetgeleerde in reactie op diens vraag: ‘Wie is mijn naaste?’ De wetgeleerde stelde deze vraag n.a.v. het grote gebod: ‘Heb God lief boven alles en je naaste als jezelf.’ Maar wie is dan die naaste? Zomaar iedereen? Je kunt toch niet van een mens vragen van iedereen te houden en aan iedereen te geven?! Een reële vraag.
 
Maar daarbij gaat de wetgeleerde er wel zondermeer van uit dat mijn naaste iemand is aan wie ik iets te geven heb. Het omgekeerde komt niet in hem op: dat mijn naaste iemand kan zijn van wie ik iets kan ontvangen. Hij ziet zichzelf als de gever en de ander als de ontvanger. En wie ziet zichzelf niet graag zo? ‘Het is zaliger te geven dan te ontvangen…’
 
In de gelijkenis van Jezus is hij echter niet degene die iets te geven heeft. Hij kan zich onmogelijk herkennen in de priester of de leviet en zeker niet in de Samaritaan. De enige die over blijft is ‘een zeker persoon, die in handen van rovers valt.’ ‘Dat kun jij zijn’, zegt Jezus, een mens die zomaar in zijn leven onverwacht onderuit gehaald wordt door een overval of ongeluk, ziekte of depressie. Je verliest je baan of erger: iemand die je lief is. Er is niet zoveel voor nodig, want we zijn kwetsbare mensen. En wie is dan mijn naaste? Gek genoeg is het opeens geen vraag meer. Natuurlijk degene die mij niet aan mijn lot overlaat. En van welke kleur of afkomst zal me voorlopig een rotzorg zijn. Wie kijkt er naar mij om?
 
Op de tekening kijk je, vanuit het slachtoffer, de priester op de rug (in de rechterbovenhoek). Hij heeft zich haastig afgewend. Je ziet nog de afkerende beweging van zijn rug in zijn opgetrokken schouder. Daarnaast zie je de leviet, die met een afwerende blik van je weg probeert te kijken. Hij heeft zijn mantel voor z’n gezicht geslagen uit angst om besmet te raken. Aan hun geschrokken houding lees je af hoe ze zich plotseling realiseren dat, als ze hier een half uur eerder waren geweest, zijzelf het slachtoffer waren geworden. En in een reflex, geconfronteerd met hun eigen kwetsbaarheid, grijpen ze zich vast aan het houvast van hun drukke, zinvolle bestaan: hun liturgische rol in de tempel, die ze alleen kunnen vervullen als ze zichzelf rein houden en niet in contact komen met dood en verderf.
 
Maar de Samaritaan durft de dood recht in het gezicht te kijken. Hij wordt er ook beroerd van, letterlijk staat er dat zijn binnenste zich in hem omdraait. Maar het is een bewogenheid die hem onweerstaanbaar naar het slachtoffer toetrekt. Op de tekening tilt hij met de ene hand voorzichtig het hoofd van de man op en buigt zich naar hem toe, hopend op een teken van leven. Met de andere hand probeert hij als het ware de bloeddruppels op te vangen, het leven dat uit de man wegglijdt. Alles in hem is erop gericht om het leven van deze mens te behouden, alsof het om zijn eigen leven gaat.
 
Hij omarmt de bebloede man. Als ik mijzelf durf te zien als iemand die afhankelijk is van die omarming door mijn naaste, kan ik ook zelf naaste zijn. Zo besluit Jezus: ‘Ga dan heen en doe evenzo.’
 
*********
 
Karin Kraus: De barmhartige Samaritaan, 29 x 39 cm, vetkrijttekening in de Masai-Bijbel, tekeningen van een Afrikaans volk, Standaard Uitgeverij – Antwerpen, 1987.
 
Karin Kraus (geb. 1941 te Gimmeldingen bij Neustadt) werkt en leeft als dierenarts en missiezuster van de Dienaressen van Christus-Koning in Freiburg bij de Masai, een herdersvolk in Oost Afrika. Ze zijn rijzig van gestalte en zelfbewust en trekken met hun grote kuddes runderen rond in de steppegebieden van Kenia en Tanzania. Voor hen maakte Karin Kraus afbeeldingen in vetkrijt van bijbelse taferelen, die in 1987 zijn verzameld in de zgn. Masai-Bijbel.
 
De zeventig platen bij het Oude en het Nieuwe Testament in de Masai-Bijbel zijn door dr. Georg Moser, toenmalig bisschop van Rottenburg-Stuttgart, meegenomen van een pastorale reis door Tanzania in 1984. Tijdens deze reis bezocht hij ook een missiepost in Handeni, een klein marktplaatsje aan de rand van de Masai-steppe. Op deze missiepost werkte zuster Zuster Katharina Gabriela Kraus. Karin Kraus had al eerder 10 jaar in de missie gewerkt in Ndanda in het zuiden van Tanzania, maar was teruggegaan naar Europa om in Freiburg diergeneeskunde te studeren, om als dierenarts de Masai te kunnen helpen en zo meer met hen in contact te komen.
 
De leefwijze en het geloof van de Masai vertonen opvallende gelijkenissen met die van het vroegere Israël, zoals we kennen uit de verhalen van de aartsvaders. Ze zijn net als Abraham, Izaäk en Jakob rondtrekkende herders met grote kuddes vee. Ze vereren slechts één God, Engai. Hij is de ene, almachtige en alwetende Geest, zonder lichaam of menselijke gestalte. Hij is de schepper van al wat op aarde leeft. Opvallend genoeg kennen ze geen voorouderverering. Engai is liefderijk, maar ook ondoorgrondelijk. Hij is goed en vergeeft zijn kinderen, maar hij kan hen ook straffen, opdat ze zich zullen verbeteren. Volgens hun traditie komen ze oorspronkelijk uit het Noorden. Door gebrek aan gras en levensruimte voor hun kudden zijn ze steeds verder naar het zuiden getrokken. Ze zouden herders van de farao geweest zijn en door Egypte, Soedan en Ethiopië naar Kenia en Tanzania zijn doorgestoten op zoek naar grote grassteppen voor hun kuddes. Volgens sommige etnologen ligt hun oorsprong op het Arabisch schiereiland. Dan zouden het oorspronkelijk Semieten zijn net als de Israëlieten.
 
Doordat Karin Kraus getroffen werd door de overeenkomsten met de wereld van Abraham, knoopte ze aan bij de bijbelse verhalen over de aartsvaders. En omdat ze de taal van de Masai niet genoeg beheerste, maakte ze krijttekeningen die de verhalen uitbeeldden in de leefwereld en de kleuren van de Masai. Zwart is bijvoorbeeld de heilige kleur en de kleur die hoort bij feestelijkheden. Rood is de kleur van jeugd en mannelijkheid. Daarom dragen de krijgers bijna altijd rode tunieken. Wit is de kleur van reinheid en boete en onthouding. Aansluitend aan de oudtestamentische taferelen volgden verbeeldingen van verhalen uit het Nieuwe Testament, zoals de gelijkenis van de goede herder en de barmhartige Samaritaan. Verzameld en afgedrukt op ansichtkaartformaat kregen ze een belangrijke rol in het catecheseonderwijs op de missiepost.
 
In september 1982 nam Karin Kraus deel aan de conferentie over nomadenpastoraat in Nairobi. Daar werd haar gevraagd haar catechetische afbeeldingen ook toegankelijk te maken voor het nomadenpastooraat in de aangrenzende landen. Zo ontstond een verzameling van 70 afbeeldingen, op ware grootte gedrukt op verstevigd karton, met teksten in twee talen: het wijd verspreide Kisuaheli en het Kimaa, de taal van de Masai. Zo konden hiermee tientallen stammen in Oost-Afrika bereikt worden.
 
José Verheule (Zaandam) is theoloog. Ze is met vervroegd emeritaat na als predikant werkzaam te zijn geweest in de PKN.
 
ArtWay beeldmeditatie 20 november 2011