ArtWay

Kunstenaars openen onze ogen voor rijkdom en betekenis. Sandra Bowden

Kunstenaars

Frieling, Gijs - citaten uit artikelen

Gijs Frieling

In dagblad Trouw verscheen in 2008 een artikel van Jolanda Breur: ‘Kerken schakelen moderne kunst in.’ Ze laat verschillende mensen aan het woord, onder wie ook Frieling:
 
‘Religieuze kunst bestaat zolang een religieuze praktijk bestaat en die is er nog wel even, denkt beeldend kunstenaar en christen Gijs Frieling (41). Wel ziet hij de kwaliteit het liefst fors omhoog gaan. ‘Je ziet aan de inrichting van kerken dat men geen gevoel heeft voor schoonheid. Als kunstenaar kijk ik vaak met gekromde tenen naar de hedendaagse decoratie in die gebouwen. De makers hebben geen binding met hedendaagse kunstenaars. Daar zou een religieuze gemeenschap geen genoegen mee moeten nemen. In de Renaissance waren de artistieke ambities van de kerk grenzeloos. Alleen de allerbeste kunst was goed genoeg. Dat is voor zowel de kunst als de kerk gunstig.’ Maar Frieling betwijfelt of kunst momenteel prioriteit heeft voor christelijke kerken.
 
Omdat hedendaagse kunst veel omvat en er al zo veel over gesproken wordt, stelt Frieling voor om het terrein van de moderne religieuze kunst duidelijk af te bakenen. Deze kunst wordt in de context van de georganiseerde religie gebruikt, zoals iconen of altaarschilderingen. In andere gevallen verhouden de gebruikers of bezitters zich expliciet tot de religieuze inhoud. De werken kunnen dus niet anders dan religieus geïnterpreteerd worden. ‘Je moet de functie er wel aan af zien, anders kun je het begrip zo ver oprekken dat het betekenisloos wordt.’
Levert zo’n strak kader nog wel kunst op? ‘Ja, het kunstenaarschap is meer dan in alle vrijheid kunnen scheppen. Het idee van zuiver autonome, waardevrije kunst heeft zijn hoogtepunt gehad. Kunstenaars zijn vaker op zoek naar concrete doelen voor hun werk. In opdracht werken is geen schande meer.’
 
Frieling schilderde ooit een altaarstuk en de priester die hem deze opdracht gaf, volgde het werk op de voet. ‘Zijn opmerkingen gingen ver. Tot de maat van de onderlip van een opgestane Christusfiguur toe. Maar in het geval van religieuze kunst heeft de priester evenveel inbreng als de kunstenaar, dat is prima.’
 
Ook verbeeldde hij voor de Franciscanen een moment uit het leven van Franciscus. ‘Zij kwamen zelf met voorstellen. Een verademing na veel opdrachtgevers die wel geld maar geen idee hadden.’
 
 
* Meer over Gijs Frieling op de internetsite van De Nieuwe: de opiniërende kunstkrant van Arti et Amicitiae. In 2006 interviewde Marianne Vollmer hem. Hij vertelde haar onder meer:
 
‘Ik heb eigenlijk altijd getekend, maar met die religieuze beelden ben ik pas veel later begonnen. Op de Rietveld heb ik eerst heel veel verschillende dingen gedaan, maar ook wel geschilderd. Vooral het werk van Joseph Beuys interesseerde me toen sterk. Pas in het eindexamenjaar nam ik de voor mij belangrijke stap schilder te willen worden. Ik dacht: ik moet kiezen, een ding doen. Dat heb ik gedaan en ik heb me er ook aan gehouden.
 
Op de Rijksacademie ben ik religieuze schilderijen gaan maken en ik weet nog precies hoe dat begonnen is. Er was een praktische aanleiding voor. Ik had twee hele grote schilderijen (280 x 450 cm) gemaakt die tentoongesteld werden in het Exposorium van de VU. De Open Ateliers kwamen eraan en men vond eigenlijk dat die schilderijen daarbij te zien moesten zijn. Ik ben toen een nieuw schilderij gaan maken, waarvan ik het onderwerp meteen al helemaal voor me zag: Jezus die over het water loopt, een boot met twee mensen er op, een tentje op het dek en zo’n verplaatsbaar toilet, een berg zand en allemaal boeken.
 
Ik zag het allemaal voor me. En dan kwam Jezus aanlopen over het water (later schilderde ik dat hij knielde). Een soort ontmoeting. Dat werkte toen heel goed, dat je jezelf zo voor het blok zette. En dan in een keer ook maar heel groot, hè. Ik was er natuurlijk ook al heel lang mee bezig. Interesseerde me al heel lang voor religieuze dingen en dacht daar veel over na. Maar een beeld is toch altijd iets dat opkomt.’
 
Vervolgens komt hij te spreken over sacramenten en het sacramentele karakter van zijn schilderen. Een gedeelte hieruit was ook al te vinden in de tekst bij de tentoonstelling in het Bonnefantenmuseum.
Voor mij is het wezen van Christus onlosmakelijk verbonden met het idee van vrijheid. Dat hoort helemaal bij elkaar. Zo is het in mijn biografie ook gegaan. Ik heb nooit enige dwang van buitenaf gevoeld om te gaan geloven. Ik ben via mijn vrouw lid van de Christengemeenschap geworden, een apart gesticht kerkgenootschap dat stamt uit 1922. 
 
Een sacrament heeft een liturgie. Dat is een soort partituur voor handelingen die altijd hetzelfde zijn. Daar zijn ze heel strikt in. Ieder woord en ieder gebaar ligt als het ware vast. De verrichte handelingen zijn objectief, geen magie. Als je goed oplet, kun je precies zien wat het is. Die precieze kant interesseert mij, zeker in deze tijd. Want het spirituele ‘isme’, de New Agebeweging en dergelijke, die denken dat iedereen maar moet doen en vinden wat ie denkt – alles is eigenlijk goed – dat vind ik helemaal niks. Zouteloos. Ik vind het heel mooi, dat je zo’n menselijk instituut hebt dat probeert heel precies te zijn. Ja, dat is troostrijk en ook heel sterk.
 
Binnen die partituur van het sacrament voltrekt zich toch iets dat je niet kunt benoemen. Steeds meer ben ik over het schilderen ook zo, op dezelfde manier gaan denken. De afgelopen jaren werd mijn werk steeds methodischer en wist ik van te voren precies hoe ik het ging maken. Het werk bestaat uit allerlei lagen en dan, bij een van te voren bepaalde laag, is het klaar. Dat is voor mij een manier om me helemaal op de handeling te kunnen concentreren, al je aandacht in de handeling te kunnen stoppen omdat je je niet hoeft af te vragen wat je gaat doen. Dus niet meer het schilderen als avontuur. Juist helemaal niet. Geen enkel avontuur meer. En dan komt er toch iets in, gebeurt er iets... Ik zie daarin een parallel met de sacramenten. De voorstellingen zijn ondergeschikt geworden daarin. Ik schilder nu alleen nog maar planten en bloemen – Kingdoms noem ik ze – in een soort patronen en ornamenten. Of dat naar abstractie toe zal gaan in de toekomst? Dat is de vraag voor mij, dat weet ik niet. Ik behoud ook altijd wel een bepaalde band met het voorstelbare. Maar veel mensen hebben dat inderdaad wel zo gezien. Die zeggen: je werk is heel abstract geworden ondanks dat er geen twijfel is, over wat het voorstelt. En dat is, denk ik, ook zo.’
 
 
* Op wikipedia is meer te vinden over De Christengemeenschap:
 
‘De Christengemeenschap is een beweging tot religieuze vernieuwing binnen het christendom, die in 1922 de vorm van een zelfstandig kerkgenootschap aannam. Zij streeft naar vernieuwing van het christelijk godsdienstig leven vanuit de wetenschap, dat sinds het begin van de 20e eeuw voor de mens de mogelijkheid toeneemt langs bovenzinnelijke weg zich in vrijheid te verbinden met de kosmische Christus. Daartoe zijn haar de zeven vernieuwde sacramenten en nieuwe zienswijzen op de Bijbel en zielzorg ter beschikking gesteld. Aan het begin van het derde millennium is De Christengemeenschap inmiddels vanuit Europa als kerkgenootschap wereldwijd uitgegroeid met gemeenten over alle continenten.
 
De Christengemeenschap, Beweging tot religieuze Vernieuwing, vond in het begin van de 20e eeuw haar oorsprong in de behoefte onder een tiental hoofdzakelijk Duitse theologiestudenten het christelijk godsdienstig leven te vernieuwen. Zij vroegen advies en hulp van Rudolf Steiner, die deze vanuit de antroposofie bood. Toen hervormingen binnen de bestaande kerken voor hen niet mogelijk bleken, stichtten zij o.l.v. de vooraanstaande Duitse lutherse predikant Friedrich Rittelmeyer De Christengemeenschap als zelfstandig kerkgenootschap. Hun gezelschap was intussen uitgegroeid tot 45, waarvan 3 vrouwen. Onder hen waren theologen, kunstenaars, wetenschappers en leiders uit de jeugdbeweging. De stichting werd een feit met de voltrekking van de eerste Mensenwijdingsdienst op 16 september 1922 in het Goetheanum te Dornach (Zwitserland).
 
Vandaar trokken de pas gewijde priesters uit om zelfstandige gemeenten te stichten in het Duitse taalgebied, en vervolgens versterkt met anderen in Europa en ook wereldwijd. De Christengemeenschap telt inmiddels een kleine 300 gemeenten verspreid over alle continenten. De internationale coördinatie voor deze gemeenten berust bij de Kring van Zeven gevestigd in Berlijn. Er zijn internationale priesteropleidingen in Stuttgart, Hamburg en Chicago.
 
In Nederland is de eerste gemeente van De Christengemeenschap gesticht in Den Haag in 1926. Spoedig daarop volgden Amsterdam en Rotterdam. Momenteel zijn er 16 gemeenten, verspreid over het land met ruim 1600 leden en een veelvoud aan belangstellenden.
 
In België is de eerste gemeente gesticht in Antwerpen in 1986. Van daaruit worden nu ook verschillende andere vestigingen bediend. Het aantal leden bedraagt hier ruim honderd en het aantal belangstellenden eveneens een veelvoud.
 
Tot de belangrijkste vernieuwingen, die in De Christengemeenschap gerealiseerd zijn, behoren:
  • Nieuwe ritualen voor de zeven sacramenten als genademiddelen van Christus ter ondersteuning van de mens op zijn levensweg. De vorm van deze sacramenten is aangepast aan het hedendaags bewustzijn van de mens. Zij helpen hem zijn verbinding met Christus gedurende zijn hele leven in zich te laten groeien. Als sacramenten worden onderscheiden:
â–ª de Doop ter heiliging van de incarnatie van het jonge kind;
â–ª de Jeugdwijding als innerlijke hulp voor de puberteit;
â–ª de Huwelijkswijding ter zegening van het huwelijk in het licht van Christus;
â–ª de Stervenswijding ter begeleiding van het stervensproces en de overgang naar de geestelijke wereld;
â–ª de Mensenwijdingsdienst en het Biechtgesprek bieden de mens de mogelijkheid zijn religieuze leven regelmatig te beoefenen;
â–ª de Priesterwijding bekrachtigt de priester voor zijn specifieke taak.
Voor de kinderen zijn er aparte diensten.
  • Uitgaande van deze vaststaande ritualen en de traditionele christelijke Bijbel kent De Christengemeenschap geloofs- en leervrijheid: Ieder is vrij zich op zijn eigen wijze op deze spirituele inhouden te oriënteren. Er zijn geen verplicht aan te nemen geloofswaarheden / dogma’s voordat men lid kan worden of aan de sacramenten kan deelnemen. Nieuwe zienswijzen op de bijbelse geschriften heeft De Christengemeenschap verkregen vanuit de antroposofie.
  • In de zielzorg staat het eigen geweten centraal. Ieder kan persoonlijke hulp ontvangen, zijn leven in vrijheid en eigen verantwoordelijkheid te oriënteren op Christus.
  • Het priesterschap is ook voor vrouwen en gehuwden toegankelijk.