ArtWay

Kunstenaars openen onze ogen voor rijkdom en betekenis. Sandra Bowden

Kerk en kunst -> Materiaal voor kerkelijk gebruik

November - Jan Henderikse: Voleinding

Jan Henderikse: Zonder titel

Zondagen van de voleinding

door Koos Sluiter

Rond 1960 manifesteerde de ZERO of Nulbeweging zich in een aantal landen. Bij ZERO gaat het om fabrieksmatig vervaardigd materiaal, herhaling van patronen en een monochrome kleur, liefst wit. Inzet van Nul was om de ‘gevestigde’ kunst als het ware te laten verdwijnen. Vanaf het nulpunt wordt het kijken zelf vernieuwd. Een anonieme beeldregisseur vervangt de geniale kunstenaar. Hoewel anoniem? Je herkent meteen de hand van Jan Schoonhoven (witte structuren), Günther Uecker (spijkers) of Lucio Fontana (inkervingen). Jan Henderikse herken je aan de samenraapsels die hij verwerkt tot collages. Zelf zegt hij over zijn werk: ‘Ik verzamelde alles wat ooit gebruikt werd, de kurk van de wijnfles, het kapotte speelgoed van het kind, de schoonmaakfles uit de keuken. De kleine dingen plakte ik op panelen of in groentekistjes van de markt’ (Kunstschrift, jrg. 59, no.3, juni/juli 2015). Alles wordt liefdevol herschikt. Onooglijke dingen krijgen een nieuwe plaats in het grote geheel dat op elk deel afstraalt.

Henderikse raapte ze op als een soort strandjutter langs de oever van de Rijn. Voor mij komt dan het beeld van Christus op zoals Gerrit Achterberg dat tekent in zijn bekende gedicht ‘Deïsme’:

...

Wij zijn voor (God) een vol benzinevat,
dat hij leeg achterlaat. Hij moet het kwijt,
al de afval, met zijn wezen in strijd.

Sinds hij zich van de schepping onderscheidt
gingen wij dood en liggen langs het pad,

wanneer niet Christus, koopman in oudroest
ons juist in zo'n conditie vinden moest;
alsof hij met de Vader had gesmoesd.

Opmerkelijk is dat dit gedicht dat in de eerste strofe handelt over afgeschreven mensen stamt uit de bundel Vergeetboek uit 1961. Kende Achterberg het werk van de Nulgroep? Jan Henderikse maakte in 1959 de collage Vater und Sohn. Die naam was ontleend aan de firmanaam op het groentekistje dat als frame diende. Een vergelijkbare collage is te vinden in het gedicht ‘Rommel’ van Karel Eykman uit 1977:

Dopjes van de colaflesjes,
scheermesdoosjes zonder mesjes,
marspapiertjes, kauwgumplaatjes,
zeven korte rode draadjes,
sinasrietjes in een zakje,
elastiekjes aan een takje.
En ook nog: schroeven, spijkers, moeren,
stekkers met daaraan nog snoeren.

Als ik je dan zeg:
‘Dat is toch niets meer waard?’
Als ik dan zeg:
‘Moet dat nu echt bewaard?’

Dan weet ik dat je zegt:
‘nee echt
dat mag niet weg!’
omdat je dat spaart.

Van zulke kindergedichten zijn er veel meer. Kinderen hebben kennelijk een antenne voor wat rommel lijkt, maar het niet is. Voor hen heeft het meerwaarde. In hun ogen moet al die troep gespaard en bewaard worden. Sommige kinderen hebben zelfs een eigen schatkamer.

Aan het einde van het kerkelijk jaar komen de voleindingszondagen. Dan gaat het over de dood en de doden. Een veelgelezen tekst is dan I Korintiërs 15. Ik denk aan dit gedeelte:

Zo zal het ook zijn als we opstaan uit de dood. Nu hebben we een lichaam dat sterfelijk en zwak is en weinig voorstelt. Dat is het lichaam dat sterft. Maar als we opstaan uit de dood, zullen we een ander lichaam hebben, een lichaam dat onsterfelijk, krachtig en schitterend is. (vs. 42-43)

Paulus schrijft in een cultuur waarin de dood een doorgangsfase is naar een bestaan waarin een mens zijn geestelijke kern kan ontplooien. In die tegenstelling van lichaam en geest gaat Paulus niet mee.

God houdt mensen vast, hij schrijft niet af. God blijft trouw aan zijn schepping, aan mensen, aan zijn volk. God wordt een bewaarder genoemd. Je hebt ‘bewaarderige’ mensen die zich met de meest onooglijke en onmo­ge­lijke troep omringen. Als het om ons eigen leven en van onze geliefden gaat, komt de vraag op wat het voorstelt en voorstelde. Het antwoord komt dan van die  ‘koopman in oud roest’ die onze levens als een lege jerrycan opraapt. Hij werd nog minder dan één van ons, toen hij in een roemloze dood onderging. God heeft dat niet over zijn kant laten gaan en hem een nieuw bestaan gegeven, waarin wij mogen delen. Als we de brokstukken, de warboel van onze levens, aan deze God voorleggen, mogen we geloven dat hij het inpast in een stralend geheel.

*******

Jan Henderikse, Zonder titel, 1960, gemengde techniek op paneel, 61x46 cm.

Jan Henderikse (Delft, 1937) wordt gezien als oprichter van de Nederlandse Informele Groep, beter bekend als de Nul-groep. Hij werkte vanaf 1959 in Duitsland (Keulen, en Düsseldorf) met leden van de internationale ZERO-beweging waaronder Günther Uecker. Hij experimenteerde met assemblages van kurken, muntgeld, nummerplaten en verder van alles wat mensen achteloos weggooien. Hij werd  daarom de ‘King of Trash’ genoemd. Later ging hij zich bezighouden met film en fotocollages. Hij verbleef een tijd in Curaçao en in Brooklyn (NY). Hij werkt en woont in New York en in Antwerpen. 

Over de Nulgroep: Beeldend kunstenaars Armando (1929), Jan Henderikse (1937), Henk Peeters (1925) en Jan Schoonhoven (1914-1994) vormden de harde kern van de 'Nul-groep', samen met enkele dichters van 'De nieuwe stijl'. Hun doel was een nieuwe kunst en poëzie ontwerpen die zich afzette tegen de romantische verheerlijking van de geniale kunstenaar. Kunst kan nooit mooier zijn dan wat het licht zelf laat zien. De beste naam  voor deze pretentieloze kunst is dan ook ‘Nul’ – een naam die aansluit bij wat internationaal bekend is als ZERO. Op eigen wijze zette de groep vraagtekens bij alles wat als kunst op officiële erkenning kon rekenen. De Nulgroep wist zich door haar onconventionele en uitdagende aanpak van brede belangstelling te verzekeren; of de reacties instemmend of hartgrondig afwijzend waren maakte niet uit. Ze maakten gebruik van industriële (rest)producten die ze in een nieuw licht lieten zien, vaak door die voorwerpen in series te presenteren.  Dat konden waterzakjes, autobanden, kurken of veertjes zijn – in ieder geval is de verwantschap met de ‘ready-mades’ of ‘objets trouvés’ van kunstenaars als Duchamps onmiskenbaar. Dat geldt ook voor het even ernstig als speelse karakter van de kunst van deze beweging. Na 50 jaar is in het Stedelijk Museum in Amsterdam een retrospectief van een eerdere tentoonstelling, die laat zien dat rimpels beter niet glad gestreken kunnen worden.

Koos Sluiter, geboren in 1946 in Emmen en van 1970 tot 2011 predikant in de PKN, biedt cursussen, lezingen en vieringen op het raakvlak van kunst en geloof aan. Meer informatie hierover op de website www.geloveninkunst.nl.

ArtWay beeldmeditatie 15 november 2015