ArtWay

Kunstenaars openen onze ogen voor rijkdom en betekenis. Sandra Bowden

Kerk en kunst -> Artikelen kerk en kunst

Oorsprong, doel en zin - Janpeter Muilwijk

Oorsprong, doel en zin

door Janpeter Muilwijk

Toespraak voor het Symposium Geloof in beeld, helend en meedelend van het Platform Kerk en Kunst, 10 oktober 2015 in de Nassaukerk in Amsterdam

'Een beeldend kunstenaar is een 'ziener' (in elk geval een kijker). Zij of hij heeft de tijd, ja zelfs de verantwoordelijkheid om de cultuurperiode waarin zij werkt te bezien en daar vragen bij te stellen door middel van de verbeelding. De kunstenaar heeft de beeldende tools; de mogelijkheden om de ontwikkeling van het denken in een cultuur vorm te geven en vormt mede de cultuur waarin wij leven.'1

Toch weet ik dat dit niet het hoofdmotief is om naar het atelier te gaan. Het zou de motor, de creativiteit, doden als je het maatschappelijke- of het kunsthistorische belang van het maken van kunst boven dat van de kracht van de bevlogenheid van het scheppen zou stellen. Het alleen werken vanuit deze geëngageerde motieven zou een krampachtige houding veroorzaken, die de kern van het scheppen in de weg staat.

Steeds meer raak ik me er van bewust dat 'het scheppen' geluk oplevert en dat je dit geluk - deze bevlogenheid - kunt delen met de beschouwer. Een kunstwerk kan heilzaam zijn,  'helend', zoals in de ondertitel van dit symposium bedoeld wordt. Misschien allereerst voor mij als maker, maar ook voor de beschouwer die zich ervoor open kan stellen.

Het blijft een spannende zaak dat scheppen, het vraagt om volle aandacht en openheid. In de stilte van het atelier moet de balans tussen de onzekerheid van het nieuwe - het tot dan toe nog niet bestaande - en het vertrouwen dat dit wat zou kunnen worden op orde blijven.

'Dan formeert de Ene, God, de roodbloedige mens van stof uit de bloedrode grond en blaast in zijn neusgaten ademhaling van leven: zo wordt de roodbloedige mens tot lijf en ziel in leven.' Zo beschrijft de Naardense bijbelvertaling het scheppen van de mens op een prachtige, plastische manier. De Ene gebruikt hier niet alleen de handen maar ademt/kust het schepsel tot leven. Dit klinkt intiem en mysterieus. Het maken van beelden die niet eerder bestonden, is ook iets mysterieus - deze creativiteit is goddelijk. Als je vermoedt (en dat doe ik) dat de mens iets van deze scheppende, goddelijke oorsprong in zich draagt, is het goed dat wij deze creativiteit inzetten; ja, we moeten haar zelfs zo veel mógelijk gebruiken.  

Binnen de protestantse traditie waarin ik opgroeide werd daar wel anders naar gekeken. Het gebod: 'Maak u geen godenbeelden, geen afbeeldingen van iets dat in de hemel hierboven is - of iets beneden op de aarde - of in het water onder de aarde; kniel voor zulke beelden niet neer - vereer ze niet…', werd en wordt in de erediensten nog regelmatig voorgelezen.

In deze spagaat begon ik met mijn werk als beeldend kunstenaar. Het mysterie/de magie van 'het schepsel van de kunstenaar' kan je dus, met dit gebod in het achterhoofd, ook negatief beoordelen. Niet omdat het een slecht kunstwerk betreft maar omdat het kunstwerk een gevaar lijkt te kunnen vormen voor de dienst aan God. Ik ben met schroom gaan verbeelden. Het maken van beeldende kunst zit ook heel dicht bij het maken van godenbeelden. De vraag is hierbij of het beeld je de ruimte biedt voor nieuwe inzichten en je openheid voor de wereld vergroot, en of het beeld door het op je in te laten werken contemplatief kan worden.

Magische beelden hebben een sterke kracht, je ziet dat steeds duidelijker in onze overvloedige beeldcultuur van prachtige én gruwelijke beelden. Ze blijven beter in ons geheugen gegrift dan woorden, en ja,  als we het hoogste - God - proberen te vatten in een beeld is dat per definitie te klein, te beperkend. Dit gebod zegt misschien vooral dat het beeld van de Ene onzichtbaar, oneindig en onvatbaar is. In deze tijd waarin wij alles willen zien, is die oneindige goddelijke kracht, juist door zijn onzichtbaarheid en ontastbaarheid, een hoop en een troost. Wij zien er glimpen van in de werkelijkheid van de natuur, in de ander, in de grootsheid van het universum en soms zelfs ook in een kunstwerk.

*

Mijn onderwerpkeuze begint bijna altijd bij mijn eigen leven en hoe dat ervoor staat. Ik gebruik voorvallen en relaties en intense levensgebeurtenissen zoals geboorte en opgroeien, conflict en vriendschap, ouderdom en dood. En door in het werk attributen of specifieke houdingen te gebruiken verbind ik deze met de bijbelse verhalen, het kader van mijn opvoeding en van onze westerse kunst- en cultuurgeschiedenis. Door deze verbinding krijgen de scènes vanzelf een verdieping. Ik vind het mooi om de eigen levensgebeurtenissen in dit kader te zetten en ze in die context te bevragen.

De onderwerpen dienen zich gewoon bij mij aan, ze staan dichtbij, en ik ervaar het als heel praktisch om ze te gebruiken, omdat ik dan tijdens mijn werk deze vragen al tekenend of schilderend in een nieuw licht plaats. Maar ze krijgen ook een algemene geldigheid omdat mijn levensgebeurtenissen niet veel verschillen van die van andere mensen of van die van mensen uit het verleden, ook uit bijbelse tijden, en dus ook niet veel anders zijn dan die van de beschouwer.

Het zijn ook niet altijd heftige gebeurtenissen waar ik over werk, vaak gaat het over gevoelens en beelden die opborrelen tijdens mijn dagelijkse fietstochtjes door de natuur of in het contact met anderen. Het brengt mij bij de basale vragen over het leven die ik mijzelf steeds opnieuw wil stellen en in mijn werk verbeeld:

1) Waar komen wij vandaan? (is er iets als een paradijselijke oorsprong? Kunnen we daar diep in onszelf nog bij? Of is het een toekomstverwachting, oorsprong en levensdoel in één? Of is er niks paradijselijke aan onze oorsprong en zijn het alleen chemische processen die ons tot leven brachten?

2) Waar gaan we naartoe? Wat drijft ons in onze individualiteit én in onze wens tot gemeenschap met de ander, onze groei en ons verval – en wat is de verhouding daartussen?

3) Waarom zijn we hier, wat is de zin van ons leven? Zijn wij vooral aarde, 'uit aarde genomen Adammen', geaarde mensen van stof of zijn wij erop uit om aan de aarde ontheven te worden en te zweven? Zijn wij hier om de ander te dienen? Is het de zwakke medemens die ons het goddelijke toont? 

Dit soort kernvragen naar Oorsprong, Doel en Zin vormen voor mij de belangrijkste drijfveer om steeds nieuwe werken te maken, naar nieuwe inzichten te zoeken en helderheid te vinden. Hoe vaak ik daar ook mee bezig ben, deze vragen boeten niet in aan kracht. Ze geven zin aan mijn kunstenaarschap en ik merk dat het delen van die vragende beelden troost en kalmte bieden, zowel voor mijzelf als voor mijn publiek.

Drie projecten in opdracht:

Ik wil drie projecten die ik in opdracht maakte kort bespreken om het voorgaande te duiden.

1. In 2007 maakte ik in opdracht van de Broederschap OLV in den Bosch een nieuwe Schutsmantel voor de Zoete Lieve Vrouwe van de St. Jan. Een zijden mantel uit twee delen. Geweven in het Textielmuseum in Tilburg en met goudborduursel bezet in het voor publiek toegankelijke Noord Brabants Museum door een groep van 16 vrouwen uit Den Bosch en omstreken.

Ik wilde aan dit ontwerp een inhoudelijke draai geven. Vanuit mijn protestantse achtergrond kon ik niet onbevangen naar de Mariaverering kijken, maar door er met mensen over te spreken kon ik mijn weerstand overwinnen en een verbindende mantel maken. Ik maakte een rode buitenmantel met symbolen over het leed waartegen wij beschutting zoeken. Ik tekende ze als een sierlijk patroon, maar het gaat wel over distels en doornen, vuur en stenen, die allemaal symbool staan voor onheil of gevaar. Die mantel wordt over het kleine Mariabeeld gehangen, de doorntakken zijn prachtig met gouddraad bezet.

Maar het mooiste zit aan de binnenkant. In die tweede mantel van crèmekleurige zijde, tekende ik een groep naakten; mannen, vrouwen en kinderen rond een zegenende, verrezen Christusfiguur, die over het hoofd van het Mariabeeldje wordt gehangen en met zijn armen het al omvat. Naast hem een lam op een keukentrapje, het Agnus Dei, het Lam Gods dat verhoogd wordt. Bij de jaarlijkse rondgang van deze Maria door het centrum van Den Bosch, zie je aan deze achterkant van de mantel een mandorla-vormige opening waardoor je dit lammetje net kunt zien. De naakte figuren blijven door de rode mantel beschut en gekleed, bedekt en mysterieus.

2. Een volgend project in opdracht begon ik in 2010 nadat ik, door de mantel geïnspireerd, een serie grote wandtapijten had geweven over het thema waarover ik u zojuist vertelde: oorsprong, doel en zin. Deze tapijten hielpen mij om mijn werk monumentaler te maken. Ze stoomden mij klaar voor het grote tapijt 'Verweven', dat ik maakte voor mijn eigen gemeenschap van de Nieuwe Kerk in Middelburg, onderdeel van de abdij van Middelburg.

De opdrachtformulering was ruim, alleen het budget en de wand waartegen het tapijt zou moeten komen hangen stonden vast. Door er een Pro Deo project van te maken, konden we een enorm wandtapijt realiseren van 11.20 m. hoog en 3.15 m. breed. In 2011 heb ik de ontwerptekeningen in de afzondering van een Italiaans atelier gemaakt. Vervolgens zijn de tekeningen gescand en hebben we de digitale bestanden high tech geweven met 8 linnen garens in het Textielmuseum in Tilburg.

In de zomer van 2011 heb ik met een groep van 25 borduursters uit de Abdijkerken het tapijt verdiept en reliëf gegeven. We hadden een tijdelijk borduuratelier in de kerk zelf, waar we details van de grote voorstelling verrijkten met handborduursel. Het was een verbindend proces. Steeds zaten we met een groepje te borduren en weefden we a.h.w. aan de gemeenschap met elkaar en met het publiek, dat in deze 4 maanden met 15000 mensen toestroomde.

Het tapijt verbeeldt een levensweg van onder naar boven. Het verbindt de belangrijke momenten van een mensenleven met bekende bijbelverhalen. Het mixt bekende symbolen met mijn eigen beeldtaal. De zeven scènes op het tapijt zijn: 'Al goed', over onze paradijselijke oorsprong, waarvan ik meer en meer overtuigd raak dat wij die allemaal diepweg in ons dragen.

Daarboven staan 'Reizigers', die het paradijs uit lopen met een mandje fruit voor onderweg; Met elkaar zoeken ze naar het pad dat ze zullen gaan. En dan scène 3: 'Wonderbaar'. Deze refereert aan het kerstverhaal maar gaat net zo goed over iedere geboorte, het nieuwe leven. Precies middenin het tapijt vind je weer een lam. Hier is het een lam dat dartel springt, symbool van het leven en van Christus. Scène 4 heet 'Jouw tegenover' en gaat over de strijd met de ander en de zegen van de ander. Met de ene hand vechten de mannen maar de andere hand houden ze boven elkaars hoofd.

De volgende scène heb ik 'De strenge bittere dood' genoemd, de dood midden in het tapijt en middenin het leven als een belangrijke scheiding. Ernaast drie troosters, die elkaar maar nauwelijks kunnen troosten. Rechts van de dode staat op een steen een balancerende jongen in een crucifix houding, hij vormt de wegwijzer naar de volgende scène: 'Pastore' een herder met een kudde van drie schapen. Ze lopen door het enge poortje van de benen van de herder naar de volgende scène. De zevende en bovenste scène heet 'Druivenoogst', een feestje bovenin; uit de gestigmatiseerde handen, voeten en zijde van een verrezen Christus, groeien ranken vol druiven. Om de figuur heen vormt een groep mensen met elkaar weer een mandorla, een teken van heiligheid, hier door een groepje mensen samengesteld.

Deze zeven scènes slingeren tussen waterstromen door naar boven. Het is een pad met bloemen, stenen en vogels, omgeven door water als in een doortocht. In het water zie je sprankelende visjes en twaalf donkere schaduwvissen. Dit tapijt zit vol symboliek en ik merk dat het steeds weer nieuwe ruimte biedt om je er mee te verbinden. De ene keer met een vrolijke scène, de andere keer met de zwaarte van het leven. En toch gaat het vooral over het leven van alledag en de dingen die ons daarin overkomen.

3. Het laatste project wat ik aan u wil tonen, heb ik deze zomer gerealiseerd op een muur in het CBK Zeeland. Het CBK nodigde 5 kunstenaars uit om in dit tijdelijke atelier een week te komen werken. Ook hier konden de bezoekers komen kijken hoe de tentoonstelling groeide. Het thema was 'Wie ben jij' met als subtitel 'nature - nurture'. Ik maakte een tijdelijke muurschildering van 10,5 x 2,5 meter. De titel is 'GOoD word - word GoOD'.

Onze identiteit, wat kan je daar in een paar beelden over zeggen, was de vraag die zich bij mij aandiende. Een vlot antwoord (omdat het werk zo snel klaar moest zijn) was om die lange muur, die door een staande balk in tweeën wordt gesplitst, te beschilderen met twee voorstellingen. Links het 'al', zelfs het 'heel al' met daarin een uit lichtstippen opgebouwde figuur. Een hemellichaam; niet afstandelijk maar met de zachte gelaatsuitdrukking op ooghoogte van ons, de beschouwer. Is het een godsbeeld, dat wat je niet moet of mag afbeelden? Ben ik te ver gegaan? Die vraag heb ik mijzelf gesteld en het toch uitgeprobeerd. De bovenste voet past net niet op het vlak van 5,5 x 2,5 meter. Daarmee geef ik aan dat deze grote wand toch te klein is om er een beeld van God op te laten passen. De titel van het linkerbeeld is ‘GOoD word’: ‘GOoD’ boven in de sterren en ‘word’ als in het engelse 'Word', van 'in den beginne' komend uit de mond van dit hemellichaam, of als de gebiedende wijs van het werkwoord 'worden'.

De figuur zweeft naar het zenit van het rechterbeeld toe: een landtong, eromheen water en wolken, de scheiding van de elementen lijkt nog pril. Een uit aarde genomen, slapende figuur, gewond aan de zijde (waar doet dat aan denken?). In deze wond is een stuk van zijn hart zichtbaar en dit introduceert de vrouw die boven hem hangt en haar handen opheft en kijkt. Is zij verbaasd of angstig? Het is een redelijk onbeholpen mensbeeld, ook hier geen perfectionisme. Het verhaal zegt dat het GOeD was; goed is genoeg.

Mijn mensbeeld verbeeld ik hier als het samenspel tussen het zwevende hemellichaam en de kwetsbare mensen uit aarde. De recensent Nico Out schreef er over: ‘…Muilwijk verwijst naar het scheppingsverhaal, dat beschrijft hoe Eva uit de rib van Adam werd geschapen. Door God, de man die links in het blauw van het universum lijkt te zweven, omgeven door lichtpuntjes. Je kunt dit verhaal lezen als het bekende beeld van de God die buiten de mens is. Maar het kan ook anders. Dan heeft niet God de mens geschapen naar zijn evenbeeld, maar is God de mens zelf en alles wat is en nog zal komen. Dan valt God met het heelal samen, zoals Spinoza dat zag, en is de mens niet meer en ook niet minder dan een van de goddelijke verschijningsvormen…’2

Met deze vraag laat ik u nu achter (maar we kunnen er wellicht verder over praten). Dank u wel voor uw aandacht.

*

1 en 2. Citaat uit: ‘Omgaan met het lijden dat het leven zo vaak bepaalt’, Nico Out in de Provinciale Zeeuwse Courant, 9/2015.

De website van Janpeter Muilwijk is http://www.janpetermuilwijk.com