ArtWay

Kunstenaars openen onze ogen voor rijkdom en betekenis. Sandra Bowden

Artikelen

Hedendaagse religieuze kunst - Wessel Stoker

HEDENDAAGSE RELIGIEUZE KUNST TER DISCUSSIE

door Wessel Stoker

De recente tentoonstelling over religieuze kunst The Problem of God in Düsseldorf (2015/2016) liet indrukwekkende religieuze kunst zien. De tentoonstelling was een initiatief van de Duitse bisschoppenconferentie bij de viering van het 50-jarige jubileum van het Vaticaans Concilie.

Het thema van het laatste document van het Vaticaans Concilie was ‘Freude und Hoffnung, Trauer und Angst der Menschen von heute’. Dat onderwerp komt indrukwekkend op de tentoonstelling naar voren in de beeldencyclus van de Oekraïense Boris Milkhailov Case History (1997/1998) waarin daklozen werden getoond met poses die onmiskenbaar zijn beïnvloed door de christelijke iconografie zoals Jezus als man van smarten, de pieta of Jezus’ graflegging. Een ander voorbeeld is Rosemberg Sandovals performance Babystreet (1998) over het geweld in Colombia waarvan de foto’s op de tentoonstelling waren te zien: het begint met een voetwassing van een straatjongen, die herinnert aan de voetwassing van de leerlingen door Jezus; de wonden van de jongen worden afgedrukt op een doek en aan de muur gehangen, onmiskenbaar roept dat de herinnering op van de afdruk van Christus’ gelaat op het Veronicadoek.

Mijn vraag bij deze prachtige tentoonstelling is of de curator Isabelle Malz in de catalogus van de tentoonstelling aan de kijker wel een adequate uitleg geeft van kunst als religieuze kunst. Zij is van oordeel dat het gaat om religieuze motieven of thema’s in niet-religieus geïnspireerde kunst. Is dat een juiste typering van hedendaagse religieuze kunst die op de tentoonstelling te zien was?

Malz wijst op de grote waarde van de christelijke beeldtaal voor hedendaagse kunstenaars. Zij maken er graag gebruik van, ook al zijn hun werken niet religieus geïnspireerd. Christelijke elementen en rituelen functioneren thans zoals in veel kunst als universele symbolen los van hun oorspronkelijke context. Ze schrijft in de tentoonstellingscatalogus:   

The exhibition shows how forms and symbols, derived from a Christian visual language and now part of our collective memory of images or texts, are found in the works of contemporary artists, albeit with a new complexity and ambiguity. None of these positions [the thirty-three artistic selected positions of the exhibition ws] could be claimed as examples of religiously motivated art; on the contrary they are representative of many works in art today that draw on Christian elements and rituals –alongside a multitude of other reference systems – as universal symbols that now are detached from their original context (311).

Alena Alexandrova (verbonden aan de Rietveld academie in Amsterdam) diept in haar bijdrage in de catalogus deze visie verder uit. Zij wijst op de ‘terugkeer van de religie’ in onze samenleving. Die zie je bijvoorbeeld hierin dat hedendaagse kustenaars weer gebruik maken van religieuze iconografie in hun werk, ook al dient dat geen religieus doel meer. Ze schrijft:

the twentieth century saw the detachment of spiritual expressions from organised religion and their reintegration within art when artists gradually reused religious iconography but in a very different way compared to those who chose or were commissioned to create art for religious purposes or with a religious function (324).

Deze visie kun je omschrijven als ‘profane toeëigening’. Op deze tentoonstelling gaat het volgens Malz en Alexandrova dus niet om religieus geïnspireerde kunst, maar om kunst met religieuze motieven ontleend aan de christelijke iconografie. Zoals aan het begin van de christelijke kunst sprake was van een ‘christelijk-religieuze toeëigening’ van beelden uit de hellenistische kunst zoals de Hermesfiguur die diende tot uitbeelding van Christus als goede herder of de god Jupiter die vormgaf aan Christus als pantocrator in de absis van oude christelijke kerken in Italië en elders, zo zien we nu de omgekeerde beweging. Kunstenaars maken volgens hen gebruik van de imponerende christelijke beeldtaal in hun kunst, maar niet meer voor een religieus doel.

Het is de Franse filosoof Jean-Luc Nancy die deze visie op het religieuze beeld in een post-seculiere tijd heeft ontwikkeld. Het monotheïsme (er is één God, in onderscheid van het polytheïsme, vele goden) van vooral het christelijk geloof heeft in het Westen een tendens tot a-theïsering teweeggebracht. Daarmee bedoelt Nancy dat God zich uit zijn present-zijn in de wereld heeft teruggetrokken. Alexandrova legt het als volgt uit:  

In contrast to the effective presence of a plurality of gods, the monotheistic god, whose unicity implies this withdrawal from presence, can no longer be conceived as being an origin or a primordial narrative that prescribes how the world should be (325).   

Deze tendens van a-theïsering wordt volgens Nancy nog versterkt in het christelijk gegeven van de incarnatie, de menswording van God in Jezus, dat hij uitlegt als een zich volledig ontledigen van God, waardoor zijn plaats in de hemel leeg is geworden.

Vanuit dit kader van Nancy’s visie op het christendom (de deconstructie van het christendom) belichten Malz en Alexandrova deze tentoonstelling naar aanleiding van het 50-jarige jubileum van het Vaticaans Concilie. Het christelijk beeld dient ook gedeconstrueerd worden, want als traditioneel religieus beeld kan het niet meer bestaan. Vandaar dat de werken op de tentoonstelling volgens hen profane werken zijn waarin religieuze motieven in niet-religieuze context zijn opgenomen. Ze dienen geen religieus doel meer zoals de traditionele religieuze beelden hun rol vervulden in de visuele vroomheid.

De tentoonstelling confronteert ons met een belangrijke vraag: hoe is het gebruik van christelijke beeldtaal door hedendaagse kunstenaars uit te leggen? Is dat een verandering binnen de christelijke religie van het gebruik van beelden of gaat het om een transformatie waardoor de betekenis en functie van die beelden niet meer religieus is?          

Malz en Alexandrova verzuimen mijns inziens te wijzen op het verschijnsel decodificatie: het ontstaan van een nieuwe religieuze beeldtaal binnen de christelijke religie als vervanging van de traditionele christelijke iconografie, een proces dat al is aan te wijzen bij Caspar David Friedrich en Rouault en thans in hedendaagse kunst ook aan de orde is. Het gaat bij decodificatie om de kwestie hoe de christelijke religie in een nieuwe beeldtaal is uit te drukken en hoe die zich verhoudt tot de traditionele christelijke iconografie. Tevens is er ook hedendaagse christelijke kunst die in de eigen context aanknoopt bij traditionele christelijke iconografie. Dat geeft een andere uitleg van hedendaagse religieuze kunst dan die van Nancy voor wie de figuur van God in de seculiere wereld afwezig is. Hij wil het monotheïsme strikt binnenwerelds denken. Nancy laat intrigerend zien hoe oorspronkelijk religieuze beelden een heel nieuwe betekenis krijgen los van de traditioneel christelijke betekenis. Zo wil hij het nihilisme voorkomen, maar voor een nieuwe religieuze beeldtaal binnen de christelijke traditie is volgens hem geen ruimte.  

Kijkend naar de vaak impressieve werken op de tentoonstelling in Düsseldorf stelde ik vast dat de visie van Malz en Alexandrova over de getoonde werken die Malz heeft geselecteerd voor haar prachtige tentoonstelling veel te beperkt is en in sommige gevallen zelfs onjuist is. Er zijn inderdaad op de tentoonstelling voorbeelden van werken die als ‘profane toeëigening’ kunnen worden geduid, maar de meeste werken zijn eerder een zaak van decodificatie, van een hernieuwde christelijke beeldtaal met een religieus doel of van een hernieuwd aanknopen aan de christelijke iconografie.  

Mijn these is dat het kijken naar hedendaagse religieuze kunst bepaald wordt door de secularisatietheorie die men aanhangt. Bij Malz en Alexandrova gebeurt dat door de visie dat het christendom als georganiseerde religie ten einde is, maar dat we de erfenis, de rijke christelijke iconografie, in een niet-religieus kader in onze samenleving kunnen overnemen. Deze visie verheldert een paar werken van de tentoonstelling zoals die van Paloma Weisz Leiche II, 1999 en Lying Man 2014. Ze herinneren aan Holbeins schilderij Het lichaam van Christus in het graf 1521/22, maar geven een herinterpretatie van de dood in onze seculiere tijd (cat. 24). Het verheldert ook Katharine Fritsch’s Warengestell mit Madonnen 1987/9. Het zijn reproducties van gips van ‘onze lieve vrouw van Lourdes’. Door de gekozen knalgele kleur van de madonna en de context van een goederenstellage, is de herkenbare Mariafiguur duidelijk losgemaakt van haar religieuze functie. Reproducties zijn in devotionele beeldcultuur geen probleem, getuige de vele reproducties van ‘onze lieve vrouw van Lourdes’. Voor een cultusbeeld is het namelijk niet van belang of het origineel is. Dat is heel anders in de kunst. Mogelijk stelt Fritsch de vraag aan de orde of haar werk wel kunst is te noemen. Als het daarom gaat, snijdt zij de vraag van de ready-made van Duchamp aan: of het wel kunst is.

Van veel andere werken op de tentoonstelling geldt mijns inziens eerder dat het gaat om decodificatie in plaats van profane toeëigening zoals Malz en Alexandrova menen. Het genoemde werk van Boris Milkhailov, Case History is daar een voorbeeld van. Rosemberg Sandovals Babystreet zie ik als een voorbeeld van een hernieuwd aanknopen aan de christelijke iconografie. Beide werken zouden goed kunnen functioneren in diaconale centra van kerken of andere instellingen. Het zijn voorbeelden van hernieuwde christelijke beeldtaal inzake het doen van werken van barmhartigheid. Het op de tentoonstelling getoonde werk Black Painting, 1960-1966 van Ad Reinhardt en Robert Rauschenbergs White Painting (three panel), 1951 zijn interessante iconoclastische verbeeldingen van God. Beide zijn voorbeelden van religieuze kunst die benadrukt dat het goddelijke Geheim niet met aardse, mensvormige voorstellingen is weer te geven. Ze zijn overtuigender dan menige triniteit uit de traditionele christelijke iconografie, waarbij God de Vader is losgemaakt van het beeld van de Zoon.  

*******

Wessel Stoker is emeritus-hoogleraar esthetica (Vrije Universiteit Amsterdam) en thans gasthoogleraar Vrije Universiteit Amsterdam. Hij schreef onder meer Kunst van hemel en aarde: het spirituele bij Kandinsky, Rothko, Warhol en Kiefer.