ArtWay

De veertigdagentijd herinnert mij eraan dat ik niet vast hoef te zitten in oude patronen van denken en handelen. Vernieuwing is mogelijk.

Boeken

Lisette Almering: Lodewijk Schelfhout

Over: ‘Lodewijk Schelfhout. Nederlands eerste kubist’ (Waanders, Zwolle 2018), een biografie geschreven door Lisette Almering-Strik, tevens solotentoonstelling van Schelfhouts werk in Museum Singer te Laren van 26 januari 2018 – 26 mei 2018.

Voorplaat: Les Angles (1912), olieverf op doek

Lodewijk Schelfhout. Nederlands eerste kubist

door Lisette Almering-Strik

Bij de naam Schelfhout denken velen direct aan de romantische landschapschilder en etser Andreas Schelfhout, maker van bij voorkeur winterlandschappen. Als zoon van een Gentse lijstenmaker kwam hij in 1787 ter wereld en woonde vanaf 1788 in Den Haag. Andreas overleed er uiteindelijk als erkende schilder en etser op 83-jarige leeftijd.

Zijn kleinzoon Lodewijk Schelfhout geboren in 1881 lijkt veel minder vermaard. Hij profileerde zich niet alleen als schilder en graficus, maar was tevens grafisch ontwerper, meubelontwerper, keramist, edelsmid, kunsthandelaar, glasschilder, monumentaal schilder, tekenaar en ontwerper van mozaïektableaus. Zijn stijl wordt geclassificeerd als impressionistisch, kubistisch, expressionistisch, realistisch, symbolistisch, religieus en romantisch. Nadere beschouwing van zijn oeuvre wijst uit dat zijn werk hybride is. Het is daarom lastig om Lodewijk Schelfhout te plaatsen binnen de Nederlandse kunsthistorie. Echter, ooit werd Schelfhout gezien als een van Nederlands ‘ultramodernen’. Kortom: redenen genoeg voor nader onderzoek dat na vijf jaren resulteerde in een biografie, een symposium en een expositie in Museum Singer Laren tussen januari en mei 2018.

Zelfportret L. Schelfhout (1906), olieverf op doek

Diverse kunstwerken van Schelfhout (seculier of religieus) zijn in het bezit van verschillende musea. Alle belangrijke Nederlandse musea voor moderne kunst hebben wel íets van hem in de collectie, maar dan vooral in depot. Zijn kubistische schilderijen en droge naalden waren de afgelopen jaren incidenteel te zien op exposities van bekender kunstenaars zoals Piet Mondriaan en Jan Toorop. Postuum kwam het Rijksprentenkabinet van het Rijksmuseum Amsterdam in het bezit van bijna alle afdrukken van zijn 224 droge naalden. In particulier bezit bevinden zich vele prenten, egodocumenten en enkele schilderijen.
Vooral kubistische schilderijen van Schelfhout blijken zeldzaam in tegenstelling tot het meer symbolistische of religieuze werk van zijn hand. In 1920 vernietigde Schelfhout het merendeel van zijn kubistische schilderijen; zijns inziens vertoonden ze te veel invloeden van derden. Hij veranderde van artistieke koers. Van zijn kerkelijke werk resteert ook weinig. Vanwege de naoorlogse secularisering en ontkerkelijking werden tussen 1960 en 1975 veel katholieke kerkgebouwen in Nederland afgebroken met verlies van menig kerkelijk kunstwerk als gevolg. In enkele Hilversumse en Amsterdamse godshuizen zijn nog wel significante glas-in-loodramen en kruiswegen van Schelfhout bewaard gebleven. Als niet-katholiek werkte hij vernieuwend, maar later speelden kerkelijke conventies hem parten.

Soms komt er werk van Lodewijk Schelfhout in de verkoop via veilingen of kunstbeurzen; meestal is het afkomstig uit particuliere collecties. Huidige kopers tonen vooral interesse in zijn kubistische oeuvre. Dat levert recordprijzen op. Zijn overige tekeningen en aquarellen wisselen daarentegen minder vlot van eigenaar.
De erven Schelfhout leverden in het verleden kunstwerken aan voor kleine (solo)exposities. De familie bezit een flink archief met niet alleen schilderijen, aquarellen, enkele litho’s, droge naalden en tekeningen, maar ook met honderden brieven van Lodewijk Schelfhout aan familieleden en bekenden. Deze persoonlijke brieven, nooit eerder bestudeerd of verwerkt, bleken belangrijke bronnen voor mij als biograaf en staan mede aan de basis van het boek. De brieven bevatten ontboezemingen, woordschilderingen, beeldverhalen, karikaturen, droedels, tekeningen en soms aquarellen. Het zijn waardevolle momentopnamen uit Schelfhouts leven want juist deze documenten verduidelijken zijn idealen, belichten zijn zoektocht naar authenticiteit, onthullen zijn artistieke crises en tonen zijn levenslange liefde voor en tevens worsteling met de kunst.

La Provence of De Boom (1912), L. Schelfhout, olieverf op doek

In wetenschappelijke literatuur kwam Lodewijk Schelfhout tot nu toe weinig voor. Kunsthistorici noemen hem zowel de vroegste Nederlandse kubist als een regressief religieus symbolist. Veel verder uiteen kunnen kwalificaties nauwelijks liggen. De nadruk in kunsthistorische studies lag tot nu toe vooral op zijn Parijse periode, het tijdvak waarin hij een persoonlijk kubisme ontwikkelde en meteen al de top van zijn schilderscarrière bereikte. Meestal wordt Schelfhout in één adem genoemd met illustere tijdgenoten als Pablo Picasso, Henri Le Fauconnier en Piet Mondriaan, maar hij blijft steeds in hun schaduw, terwijl Lodewijk Schelfhout als modernist geschiedenis schreef ten aanzien van de moderne kunst in Nederland.

Als kunstenaar in spe woonde hij tussen 1903 en 1913 in Parijs, op dat moment het centrum van de kunsten. De vigerende, radicale vernieuwingen op schilderkunstig gebied die hij artistiek verwerkte, wilde hij graag delen met Nederlandse collega-kunstenaars. Als een bevlogen intermediair, gids en initiator bracht Schelfhout de eerste contacten tot stand tussen Nederlandse kunstenaars en de internationale kunstenaarsbent ter plaatse. 
Schelfhout introduceerde in Parijse kunstcircuits kunstcriticus-schilder Conrad Kickert en Nederlandse kunstenaars zoals Peter Alma, Otto van Rees en Piet Mondriaan. Deze Parijse Nederlanders maakten enige tijd deel uit van de zogenoemde ‘groep van Schelfhout’; de groep viel in 1913 uiteen. De hoogtijdagen van het kubisme waren voorbij en velen keerden terug naar hun thuisland, zo ook Schelfhout.
Eerder stond Schelfhout (vanuit Parijs) met Kickert samen in 1910 aan de wieg van de Moderne Kunstkring te Amsterdam. Ze organiseerden exposities met kunstwerken waaruit de meest moderne artistieke ontwikkelingen bleken. In kritieken over de spraakmakende tentoonstelling van 1911 in het Stedelijk Museum te Amsterdam werd Schelfhouts werk in combinatie met schilderijen van Braque, Le Fauconnier en Picasso besproken. Critici noemden hem Nederlands eerste kubist.

Het artistieke milieu waarin Schelfhout opgroeide vormde hem: zijn jonge jaren in Nederland, Duitsland en Parijs, zijn leermeesters en inspiratiebronnen, de diverse contacten in internationale kunstcircuits en de invloeden daarvan op zijn oeuvre. Schelfhout, die zowel autonoom als opdracht gebonden werkte, presenteerde en handhaafde zich vervolgens moeizaam in de Nederlandse kunstwereld. De kenteringen in zijn oeuvre bepaalden zijn succes. Diverse episoden in zijn leven, afwisselend op verschillende verblijfplaatsen, markeren behalve Schelfhouts artistieke omslagpunten ook zijn keuze voor andere thema’s en technieken zoals de droge naald.

Lodewijk Schelfhout beleefde als jong talent in Parijs met zijn kubistische kunstwerken al vroeg het hoogtepunt van zijn kunstenaarschap. Het bleek niet eenvoudig om daarna opnieuw een optimum te bereiken. Als een echte avant-gardist veranderde Schelfhout voortdurend van stijl, worstelde met zijn individuele handschrift en kwam uiteindelijk uit bij een vorm van religieuze schilderkunst van wisselende kwaliteit.

Golgotha I, L. Schelfhout (1914), droge naald

Schilderkunst mocht zijns inziens niet slechts behagen, maar moest verheffen en diende te raken aan het wezenlijke in de mens. Oudnederlandse schilderkunst koos hij als voorbeeld. Schelfhout hoopte bij te kunnen dragen aan een soortgelijke bloei van de kunsten, maar dan in de twintigste eeuw. Kerkelijke kunst verschafte voor hem niet alleen de broodnodige inkomsten, maar ook mogelijkheden voor waarachtige kunst. Echter, uit egodocumenten blijkt dat hij na afloop van een kerkelijke opdracht vaak ontevreden terugkeek naar het resultaat. Toenemend door kerkelijke conventies beteugeld, kwam hij niet tot zijn zo vurig gewenste artistieke niveau en geestelijke diepgang. Het liefste werkte hij als ‘een echte’ kunstenaar, direct uit het hart, vrij en naar eigen inzicht. Achteraf blijkt dat deze ongebondenheid heeft geleid tot zijn beste kunst.

Lodewijk Schelfhout, die na 1918 de aansluiting met de nieuwste artistieke ontwikkelingen verloor, begreep de wereld moeilijk en voelde zich omgekeerd ook onbegrepen. Vooral in het vrije werk vond hij troost. Veelzeggend is Schelfhouts keuze voor de tragisch-komische clown Pierrot als zijn alter ego. Vanwege een slechte gezondheid en na drie moeizame oorlogsjaren overleed Schelfhout in 1943.

Het beeld van de veelzijdige kunstenaar Lodewijk Schelfhout in de biografie is vooral gebaseerd op eigentijds bronnenmateriaal, persoonlijke brieven en kritieken van zowel pleitbezorgers, als criticasters in dag-, weekbladen en (kunst)tijdschriften. Soms was er bewondering – voornamelijk voor zijn droge naalden – regelmatig overheerste er twijfel over de kwaliteit van het werk en de vele artistieke kenteringen die hij doormaakte. Uiteindelijk werd Lodewijk Schelfhout vooral een succesvol graveur, een ‘meester met de droge naald voor wie het koper beeft’.

Zijn totale oeuvre blijft moeilijk plaatsbaar in de mainstream van de Nederlandse beeldende kunst van de twintigste eeuw. Waarschijnlijk is de bescheiden plaats voor hem in musea en literatuur daar grotendeels het gevolg van.


Souvenir de Provence, L. Schelfhout (1943), droge naald