ArtWay

Kunstenaars openen onze ogen voor rijkdom en betekenis. Sandra Bowden

Artikelen

Kunst van de Middeleeuwen - H.R. Rookmaaker

Over de inhoud van middeleeuwse kunstwerken

door H. R. Rookmaaker
 
De vraag die we zouden willen stellen is: wat is nu het wezenlijke van schilderingen en beeldhouwwerken van de middeleeuwen? Wat is hun inhoud? Theoretisch zou het zo kunnen zijn dat zij voor de middeleeuwer iets anders betekenden dan voor ons en ten dele is dat ook zeker zo. Een Madonnabeeld is voor een gelovige rooms-katholiek iets anders dan voor de protestant. Het zal een andere plaats in beider leven innemen. Maar toch: wie in een museum een Madonnabeeld ziet en niet meer verstaat dat het een Madonnabeeld is, mist wel degelijk een toegang tot het beeld. Hoewel ook een dergelijke beschouwer het duidelijk zal zijn dat we met goddelijke of althans verheven figuren te maken hebben en niet eenvoudig met een moeder met kind. (Ter voorkoming van misverstanden: we bedoelen met de middeleeuwen hier een periode tussen 800 en 1400, zodat de periode van de Vlaamse 15e-eeuwse kunst en die van de renaissance nog niet in onze gezichtskring is gekomen).
 
Natuurlijk kunnen we de puur artistieke verwerkelijking bewonderen, de schoonheid van de gebeeldhouwde, in hout gesnedene, in koper gegoten of in zilver gedreven figuur bewonderen, de compositie, de manier waarop een en ander is opgebouwd en tot een geheel is verwerkt, hoog schatten, kortom het esthetisch aspect op eigen merites waarderen. Zeker zullen we dat doen en in een museum zal men ons graag confronteren met de mooiste exemplaren. Toch is het de vraag of daarin nu het essentiële gelegen is. Indien een beeldhouwer in de middeleeuwen de opdracht kreeg om een Madonnabeeld te ma­ken, dan sprak het vanzelf dat hij zich daaraan ging wijden. Het Madonna-zijn van zijn beeld was niet alleen maar een smoesje om iets moois te maken, maar hoe duidelijker en hoe echter de Madonna Madonna was, hoe beter het werk geslaagd was. Dat spreekt niet tegen dat hij ook poogde iets moois te maken. Of liever, als we het zo zeggen halen we toch ook beide aspecten als het ware uit elkaar. En dat moet niet. Het spreekt immers vanzelf dat wie een Madon­nabeeld moet maken dat zo mooi mogelijk doet: allereerst omdat het er om gaat haar te eren - en dat doe je, als je het kan vermijden, niet met een vod, en zeker niet met iets dat bewust lelijk gemaakt is - en verder was die kunstenaar een handwerksman van wie niet anders werd verwacht dan dat hij het beste zou geven dat hij kon presteren, een mooi Madonnabeeld dus. Maar het moest beslist een Madonna zijn en dat zo duidelijk mogelijk. Het zou onmogelijk zijn iets dat essentieel geacht werd weg te laten, want dan had je toch iets gedaan jegens Maria, de gerepresenteerde. Wie, om een ander voorbeeld te noemen, de Heilige Petrus ging uitbeelden, moest hem duidelijk Petrus doen zijn, dus met de geëigende attributen als een sleutel in de hand e.d. Ook kon je hem niet weergeven als een jonge knaap, want zo was Petrus niet, en zo zou niemand hem kennen.
 
Het thema, het gegeven, Madonna, of H. Petrus, was voor de middeleeuwer van bijzonder belang. Als we dat niet meer zien, hebben we een flink stuk van die kunst voor ons toegesloten. En dit alles geldt ook voor de geijkte voorstellingen van b.v. de geboorte van Christus, de besnijdenis, de doop in de Jordaan, de kruisiging en wat dies meer zij. Dit waren niet zonder meer pogingen om een beeld te geven van wat er in de bijbelse tijd in Bethlehem, aan de Jordaan of waar dan ook te zien zou zijn geweest. Een dergelijk naturalisme, waar we later nog op terug zullen komen, kent de middeleeuwer geheel niet. Denk nog eens aan de Madonna: het is Maria met het Kind. De laatste is daar om aan te wijzen waarom Maria zo belangrijk is, namelijk als "Moeder Gods". Het gaat om haar nu als werkelijkheid die belangrijk is voor ons. En zo is het ook met de geboorte b.v., het gaat daar zowel om Maria alsook om de vleeswording; bij de Doop gaat het om de openbaring van Christus als goddelijk persoon, en verder nog, als de openbaring van de Drie-eenheid. Dergelijke afbeeldingen zijn in de eerste plaats representaties van christelijke waarheden, van heilsfeiten, van dogmatische gegevenheden. Van realiteiten dus die ook nu nog, of liever, juist nu voor ons van belang zijn. Het zijn preken, dogmatische formuleringen te vergelijken met b.v. het Apostolicum. Daarin zijn zij ook verankerd, als ook in de liturgie van het kerkelijk jaar. Uit dat laatste vooral is de keuze van de typische steeds weerkerende thema’s, met uitsluiting van allerlei andere mogelijke onderwerpen uit de Bijbel te verstaan.
 
Het thema is dus van bijzonder belang. Allerminst bijzaak. Het gaat om representatie, confrontatie van de mens met de christelijke werkelijkheden die waarheid zijn. En net zoals bij een preek b.v. over het lijden van Christus het niet gaat om ons iets uit het verleden te vertellen zonder meer, om geschiedenis als zodanig, maar veeleer om Gods genade en Christus' werk voor ons te belichten, zo ook de middeleeuwse representatie van de kernpunten van het evangelie - naar middeleeuwse interpretatie natuurlijk, die soms wel, soms niet aanvechtbaar zal zijn.
 
Dergelijke beelden zijn dus allerminst zo maar illustratie of "concreet maken" van een thema. Ze representeren waarheden. Soms echter zijn ze nog veel meer. Een bepaald Madonnabeeld kan om de een of andere reden een extra heiligheid bezitten. In dat geval kan het heel belangrijk zijn om een kopie van dat beeld te bezitten. We weten dat in sommige gevallen de kopie dan een dag naast het origineel - het beroemde heilige beeld van Maria van Einsiedeln, of van een andere plaats - gezet werd, waarna men de kopie het origineel liet aanraken om zo een even krachtig beeld te krijgen. Een en ander doet wat primitief aan misschien en is zeker een van de dingen waar de reforma­tie zich scherp tegen gekeerd heeft. Het is echter binnen het r.k. milieu ja­renlang praktijk geweest, op sommige plaatsen tot op heden. We zien dus dat het thema van grote betekenis is en de inhoud van het werk daarin in eerste instantie gelegen is.
 
Het kopiëren waarover we even spraken is in de middeleeuwen een alle­daagse praktijk geweest. We bedoelen niet het niet-alledaagse voorbeeld dat we gaven, maar het kopiëren als zodanig. Boeken werden overgeschreven, ­drukpers was er nog niet - en de beschilderde pagina's werden mede geko­pieerd. En hetzelfde geldt voor meer monumentale kunstproducten als muur­schilderingen en beeldhouwwerken. En nu valt ons iets merkwaardigs op. Net zoals bij het overschrijven van een boek het wel belangrijk is dat we geen woord anders schrijven of vergeten, kortom dat we zo nauwkeurig mogelijk zijn, maar aan de andere kant het van geen betekenis is in welke hand, met wat voor soort letters het wordt overgeschreven, zo was het ook met de af­beeldingen of representaties. Men moest wel nauwkeurig de compositie, de samenhang van de voorstelling, de eigen eigenaardigheden daarvan volgen, maar in welke stijl dat nu gebeurde was van veel minder belang. We zien hoe kopiisten heel nauwkeurig de opbouw van het beeld volgen, maar in een andere hand werken, en zich ten opzichte van de details allerlei vrijheden ver­oorloven, die een kopiist vandaag aan de dag niet zou mogen nemen op straffe van het verwijt niet gekopieerd te hebben.
 
Belangrijk is dus de opbouw van het beeld, de compositie, wij zouden willen zeggen de formule. En wel omdat in die formule mede de inhoud van het beeld begrepen kan zijn. Evenmin als wij bij het uitspreken van het Apostolicum de vrijheid hebben de woorden of de onderscheiden zinnen dooreen te gooien of het eens op eigen wijze te zeggen, evenmin had de kopiist die vrij­heid. Als wij immers in ons voorbeeld de zinnen zouden veranderen, zou onmiddellijk iemand vragen waarom wij dat toch wel doen en of wij daar­mee bedoelen een andere uitleg te geven, een ander accent te leggen e.d. meer. Wij zien dan ook t.a.v. de voorstellingen waarover we boven spraken zich vaste formules vormen, die als zodanig onwrikbaar zijn. Komt er nu een nieuwe formule of gebruikt men een andere, wellicht evenzeer geijkte formule, dan betekent dat iets; de inhoud van het werk is even anders, de exegese van het gegeven kreeg een ander accent. Zo zien we bijvoorbeeld cruci­fixen - beter is het deze term te gebruiken dan te spreken van kruisiging, zoals uit het bovengestelde wel duidelijk zal zijn - van geheel verschillend karakter. We kunnen te doen hebben met een Christus-Koning: de kruisiging heeft Hem tot Koning en heerser over ons en alle dingen gemaakt of het accent kan liggen op het lijden van Christus, een formule die met de gotiek vooral naar voren zou komen, maar als zodanig veel ouder is.
 
Het blijkt dus dat voor middeleeuwse kunstwerken de inhoud ligt in het the­ma, op de wijze waarop die in een bepaalde compositie of formule gevat is. De stijl, het typisch artistieke is wel niet onbelangrijk - het mag niet ver­waarloosd worden - maar betekent in zich niets of weinig. Uiteindelijk is het zo dat een minderwaardige weergave iets even goed weergeeft als het mooiste schilderij, ook al zal ook de middeleeuwer allesbehalve ongevoelig voor dergelijke verschillen geweest zijn, verschillen dus die meer samenhangen met plaats en functie dan met de eigenlijke inhoud van het beeld.
 
Gepubliceerd in Ad Fontes, 12, 3, 1964