ArtWay

Kunstenaars openen onze ogen voor rijkdom en betekenis. Sandra Bowden

Kunstenaars

Bruegel, Pieter - door Aukje Bos-Geertsema

Een dorp in de winter
 
door Aukje Bos - Geertsema
 
De zon gaat bijna onder in het Vlaamse dorp dat Pieter Bruegel in 1566 schilderde. Er is veel bedrijvigheid in de winterse wereld. Voor het donker wordt, moet er nog van alles gebeuren.
 
 
 
Een vrouw veegt driftig sneeuw weg. Er wordt getimmerd, sprokkelhout verzameld en een varken geslacht. Kinderen vermaken zich op het ijs en spelen in de sneeuw. Er zijn lieden die zich warmen bij een vuur; anderen zoeken vertier bij een holle boom die als kroeg fungeert. Verschillende mensen zijn nog onderweg. Van de overkant van de bevroren rivier zoeken mannen die bepakt en bezakt zijn met handelswaren, hun weg over het gladde ijs. Pelgrims, herkenbaar aan hun stok en fles, lopen in tegengestelde richting. Ze hebben geen vaste grond onder de voeten; op het glibberige ijs proberen ze overeind te blijven. Er lopen ook mensen zonder duidelijke richting wat verloren rond in de winterse kou.
 
Voor de dorpsherberg is het een drukte van belang. Aan de gevel van de herberg hangt het wapenschild met de dubbele adelaar van de Habsburgers. Filips de Tweede, die zijn vader, Karel de Vijfde, opgevolgd is in het rijk waarin de zon nooit ondergaat, heeft in 1566 de supervisie in de Nederlanden. De Vlamingen moeten hem jaarlijks belasting betalen. Het dorpshuis wordt na de oogst ingericht als Spaans belastingkantoor. Er wordt heel wat geïncasseerd. De inkomsten worden geregistreerd in een groot boek.
 
De kwetsbaarheid van de mens in de kou is duidelijk. De tijden zijn onzeker. Vlaanderen wordt door de Spanjaarden uitgemolken als een vette koe. De kerk op de achtergrond geeft geen geborgenheid meer. De spanningen tussen de aanhangers van het katholieke geloof en de mensen die zich aangesproken voelen door de leer van Calvijn, lopen op. De burcht achter in het dorp, waar men vroeger in tijden van nood zijn toevlucht kon zoeken, staat op instorten.

Opvallend is dat geen mens in het dorp geniet van de mooie witte wereld. Iedereen is druk. Pieter Bruegel zelf lijkt de enige die daar oog voor heeft. Hij heeft met aandacht naar de besneeuwde takken van de boom naast de herberg gekeken.
 
Ook in barre tijden blijft veel van het mooie van de schepping zichtbaar. Je kunt je afvragen of Brueghel, die heel goed op de hoogte was van wat er in zijn tijd speelde, de Institutie van Calvijn gelezen heeft, waarvan de eerste druk in 1536 verschenen is. Voor Calvijn is de wereld het kunstwerk van God, de Schepper. Dat moet Bruegel als kunstenaar toch hebben aangesproken.

Het schilderij heeft als titel: ‘De volkstelling te Bethlehem’. Midden in het Vlaamse dorp, tussen alle gewone mensen in, kun je Jozef en een hoogzwangere Maria op een ezel ontdekken. Jozef de timmerman is duidelijk herkenbaar aan zijn zaag. Maria verbergt haar mooie geheim onder een wijde mantel. De os is er ook al. Ze zijn op weg naar Bethlehem om zich te laten inschrijven. De dorpsherberg, het belastingkantoor van de Spanjaarden, wordt de stal van Bethlehem. Er staat al een joodse man in zijn gebedskleed voor de stal. Er zal een nieuwe tijd aanbreken. De zon gaat straks onder, maar er zal een nieuw Licht in de donkere wereld schijnen.

Bruegel heeft het goede nieuws toegedekt, maar als je er oog voor hebt, kun je het zien. De oude wereld, het paleis van koning David - de romaanse burcht - staat op instorten. De periode van het Oude Testament is voorbij. Midden in de winter wordt er aan een nieuw gebouw gewerkt. Van heinde en ver komen mensen, belast en beladen, naar Bethlehem. De korenschoven die Bruegel op de voorgrond schildert, zijn een aanduiding van Bethlehem, van ‘het Broodhuis’. Varkens worden in Vlaanderen geslacht. In Bethlehem eet men geen onrein vlees, maar is er ‘Brood des levens’ voor iedereen die het geloven wil.


Drs. Aukje Bos-Geertsema (1944) studeerde aan de Vrije Universiteit (o.a. bij prof. H. Rookmaaker) Kunstgeschiedenis en (daarna) Wijsbegeerte. Ze schrijft geregeld artikelen over kunst in het Nederlands Dagblad.
 
Gepubliceerd in Opbouw