ArtWay

De veertigdagentijd herinnert mij eraan dat ik niet vast hoef te zitten in oude patronen van denken en handelen. Vernieuwing is mogelijk.

Kunstenaars

Rodin, Auguste - door Mariëlle Verhage

Auguste Rodin: De hand van God

door Mariëlle Verhage
 
'En God zeide: Laat Ons mensen maken naar ons beeld, als onze gelijkenis, opdat zij heersen over de vissen der zee en over het gevogelte des hemels en over het vee en over de gehele aarde en overal het kruipende gedierte, dat op de aarde kruipt. En God schiep de mens naar Zijn beeld.' (Genesis 1 :26-27) Met de hand van een Goddelijke kunstenaar creëerde de Schepper de kroon op Zijn werk: de mens. Met de hand van een geniale kunstenaar vereeuwigde Auguste Rodin dit moment in marmer.
 
 
Auguste Rodin: De hand van God, ca. 1898
 
Met dit wonderbaarlijke moment uit de Bijbel, begint de geschiedenis van de mensheid. God schept Adam en Eva, zij zijn ongehoorzaam aan Gods gebo­den en hij verdrijft ze uit het paradijs. Een zondvloed overspoelt de aarde, met Abraham sluit God een verbond, David schrijft zijn psalmen, Jesaja en Jeremia verkondigen Gods wil aan het volk. Vele eeuwen later zendt God zijn eniggeboren Zoon naar de aarde om de mensheid te redden van zonde en de dood. De apostelen vertellen de mensen over de Zoon van God. De Bijbel wordt een geheel. En de mens ontwikkelt zich, wordt nieuwsgierig naar de wereld om hem heen. De mens wordt zelf schepper, kunstenaar van mooie dingen en ge­vaarlijke dingen. De mens heeft geen God meer nodig, maakt een god van zichzelf. Maar altijd is daar die Bijbel met daarin dat eerste hoofdstuk over een God die de mens schiep. In de negentiende eeuw is er een kun­stenaar die dat gegeven vast wil leg­gen, dat moment waarop de mens zijn voeten neerzet op de aardbodem. Het moment waarop de krachtige hand van God het mooiste maakt dat hij ooit heeft geschapen. AugusteRodin (1840-1917) maakt in 1898 een marmeren beeld van twee prachtige man­nenhanden waarin uit een stuk steen een mens wordt gemaakt. We zijn als klei in de handen van God, staat in de Bijbel, en dat laat dit beeld zien. God modelleerde de mens uit klei, naar zijn beeld.
 
Wie Rodins oeuvre overziet. komt talloze studies tegen van afzonderlijke li­chaamsdelen. Hij gebruikt deze afgiet­sels van dat studiemateriaal voor zijn grotere kunstwerken. Zo maakt Rodin ongeveer 150 kleine, gipsen afgietsels van handen. Het zijn geen strakke beelden, geen klinische staal­tjes techniek. maar levensechte kunst­werkjes. 'Een levende hand is in beweging, en Rodins kleine gipsen af­gietsels lijken op twee manieren in be­weging te zijn: eerst, door de opper­vlakte, dat het licht op de handen laat springen en erin laat dompelen sneller dan licht zelf zou kunnen; en ook door de oneindige kronkelende trilling van het bot en de zenuw, alsof het geheel aan gebaren dat een heel lichaam kan maken en al zijn prikkelbaarheid sa­men is gekomen in deze handen. . .', schrijft Leo Steinberg in zijn boek Other Criteria. Lange tijd onderhoudt Rodin een intensief contact met zijn vriend Paul Gsell. In een brief aan hem gericht schrijft de kunstenaar dat kunst niet kan bestaan zonder dat er leven in zit. Een kunstenaar kan, naar zijn mening, alleen emoties in een werk brengen als hij eerst het beeld tot leven weet te brengen. Rodin: 'Hoe kan de vreugde of het verdriet van een blok steen ons raken? De illusie van leven is kan in onze kunst verkregen worden door goed modelleren en door beweging. De twee kwaliteiten zijn als het bloed en de adem van alle goede werken.' En de handen in De hand van God le­ven inderdaad, ze lijken daadwerkelijk te creëren en te modelleren. De benen van de mens Adam komen langzaam te voorschijn uit het zorgvuldig uitgeko­zen stuk steen. Nauwkeurig gaan de handen van God te werk. Er mogen immers geen fouten gemaakt worden bij het vervolmaken van de kroon op het scheppingswerk.
 
Eén hand van God komt zelf ook uit het niets, vanuit een ruig stuk ondergrond. Alsof de aardbodem is opengebroken en de hand daar zo uit oprijst. De ande­re hand komt als het ware uit het luchtledige, geen arm, geen lichaam. God zelf blijft verder een mysterie. Dit is typerend voor de werkwijze van Auguste Rodin. Zijn beelden lijken nooit helemaal af te zijn. Vooral zijn torso's zijn daar een goed voorbeeld van. In sommige van deze kunstwerken zijn de vingerafdrukken van de kunstenaar nog zichtbaar - de werken zijn ruw, niet bijgeschaafd en bijge­werkt. Alsof de kunstenaar in zijn haast of onoplettendheid het beeld niet heeft afgemaakt. Daarbij vergeleken is De hand van God nog een redelijk voltooid werk. De handen zijn mooi gepolijst en de benen van Adam-in-de-maak dui­delijk te onderscheiden. Toch heeft ook dit werk vele stukken ruw steen, niet bewerkt, de sporen van de beitel zijn als het ware nog te zien.
 
Om die reden wordt Rodin in zijn tijd - ­vooral door de kunstcritici - op één lijn gezet met de Impressionisten (voor een tijd is hij ook lid geweest van een groep impressionistische kunstenaars verzameld rond de schilder Manet). Net als de kunstenaars die tot deze stroming worden gerekend, heeft de beeldhouwer er een hekel aan als een werk er af uit zag. Veel liever laat hij iets over aan de fantasie van de toe­schouwer, dan alles tot in de puntjes voor te kauwen. Net als te zien is in De hand van God geeft Rodin in veel van zijn werken het idee dat het figuur net vorm heeft gekregen.
 
De beeldhouwer werkt ook graag met klei of was. Zo kon hij stukje voor stukje een vorm construeren, net als bijvoor­beeld de schilder Seurat (Brug bij Courbevoie, uit 1886), die stipje na stipje op het doek zette en op die ma­nier een beeld creëerde. Veel van Rodins tijdgenoten vonden deze uitingsvorm allesbehalve kunst­zinnig. Ze zagen er eerder de geest van een slordige beeldhouwer in. Het waren pure luiheid en irritante buiten­sporigheid, die Rodin er toe zouden drijven om dit soort streken uit te halen. In het Franse fin de siècle was de heer­sende opinie dat een mooi kunstwerk gepolijst, netjes en zeker af moest zijn. Gombrich, de bekende kunsthistori­cus, neemt het op voor de werkwijze van de kunstenaar: 'Rodin sloeg geen acht op deze kleinzerige conventies in zijn uiting van de goddelijke kunst van het creëren, Rodin hielp te laten gelden wat Rembrandt al had gezien als zijn goed recht - om het werk als 'af te ver­klaren wanneer het zijn artistieke doel had bereikt.'
 
Niet alleen zijn werken deden veel stof opwaaien, ook zijn levensstijl viel niet altijd in de smaak bij zijn tijdgenoten. In het toch redelijk preutse Frankrijk was het nu eenmaal niet gepast om naakte mensen in je atelier rond te laten lopen. Rodin werd gezien als een rebel. Hij trapte aan tegen de maatschappij en de algemeen geldende regels. Hij deed gewoon waar hij zelf zin in had, trok zich weinig aan van de gevestigde orde of van wat mensen over hem zei­den. Al vele artikelen zijn verschenen over het leven van deze veelbesproken kunstenaar. Was hij een genie of een perverseling, was het artistiek gedrag of had hij gewoon een seksistisch kron­keltje dat hij mensen naakt in zijn atelier rond liet lopen. Was hij misschien een sadist dat hij van zijn modellen eis­te dat ze uren achter elkaar in een be­paalde positie moesten blijven staan of zitten? Wie zal het zeggen. Eén ding is zeker zijn kunstwerken worden alom geprezen. Hij was een kunstenaar en hij moest creëren. Hij wilde het leven vangen in zijn werken en dat is hem gelukt. Zijn beelden zijn geen brokken steen zonder emoties of gevoelens. De figuren ademen, het bloed stroomt als het ware door de aderen en de handen van God, die modelleren en creëren.
 
Literatuur:
- Gombrich, E.H., The Story of Art, Phaidon Press Ltd, Londen 1972.
- Holt, E.G. (red.), From the Classicists to the Impressionists, New York 1986.
- Honour, H., en I. Fleming, A World History of Art, Londen 1984.
- Steinberg, L., Other Criteria, Confronta­tions with Twentieth-century Art, Oxford University Press, Oxford, 1972.
 
Gepubliceerd in Icarus, vierde jaargang nummer 4, 1996