ArtWay

De veertigdagentijd herinnert mij eraan dat ik niet vast hoef te zitten in oude patronen van denken en handelen. Vernieuwing is mogelijk.

Adhémar Vandroemme: De lijdende Christus

Adhémar Vandroemme: De lijdende Christus

door Koos van Noppen

‘Afgrijslik schoon’ – een toerist wist in een tweet De lijdende Christus raak te typeren. Het smeedijzeren kunstwerk van de Vlaming Adhémar Vandroemme (1917-2009) heeft sinds Goede Vrijdag 2018 een vaste plaats in de kathedraal van Ieper.

Toen ik het dit voorjaar voor het eerst zag, stond ik als aan de grond genageld. Het doet bijna pijn aan je ogen, toch blijf je kijken naar die uitgemergelde gestalte. Een knokig geraamte, meer dan menshoog, twee meter twintig, vel over been. Blootsvoets, met doornenkroon, korte koningsstaf en lendendoek. Een van pijn vertrokken gelaat, boven een kromgebogen tenger lichaam.

Opeens zie ik in alle scherpte het beeld voor me van de bijbeltekst die in mijn jeugd in mijn geheugen is geplant. Hij had geen gedaante noch heerlijkheid; als wij Hem aanzagen, zo was er geen gestalte, dat wij Hem zouden begeerd hebben…. Iemand voor wie men het gezicht verbergt (Jesaja 53).

Dit is degene over wie de alt in The Messiah zingt ‘He was despised, and rejected of men.’ Het verhaal gaat dat Händel de aria niet met droge ogen kon opschrijven. Maar de schoonheid van die muziek benevelt je voorstellingsvermogen en helpt niet bepaald om dichterbij de huiveringwekkende realiteit te komen die wordt bezongen.

‘Is dat, is dat mijn Koning?’ vraagt een 19de-eeuwse lieddichter. De Man van Smarten zit als Job op de mestvaalt. Verder geen mens te zien. Ook geen kruis trouwens. ‘Weerloos heeft Hij heel zijn leven / zich aan anderen gegeven / Weergaloos is Hij alleen’ (586, Liedboek 2013).

Kijk naar de details. De polsen zijn losjes geketend. Het zijn geen boeien, de kleine schakels doen eerder denken aan een ketting, waarmee soms een valse hond wordt aangelegd. Gebiologeerd staar ik naar zijn de grote blote voeten. Ze hebben al een hele lijdensweg afgelegd en zijn niet ongeschonden, maar toch minder getekend dan de rest van het lichaam. Je zou er een vastberadenheid in kunnen zien om de Via Dolorosa tot het einde toe te af te leggen. Maar verder overheerst de gelatenheid van een eenzaam mens. Verstomd. Een lam op weg naar de slachtbank.

Christus die tijdens zijn lijdensweg gaat zitten, is een episode die niet expliciet in de evangeliën is vermeld. Volksdevotie, wordt gezegd. Ergens op zijn kruisweg zou hij plaats hebben genomen op een steen. ‘O lieve heere hoe jammerlyck sadt gy opten kouden steen, beevender van grote koude ende pynen’, schrijft de 14de-eeuwse Ludolf van Sachsen, lees ik op www.christusopdekoudesteen.com. De steen zou in Jeruzalem tot op de dag van vandaag bekend zijn en zich bevinden in de Sancta Maria de Spasmo.

Het motief ‘Christus op de koude steen’ deed vooral opgang in de late middeleeuwen. Waarschijnlijk onder invloed van de Moderne Devotie, de beweging van Geert Grote en de geschriften van Thomas à Kempis. ‘Het beeld [motief] werd niet verboden door het Concilie van Trente in de 16de eeuw, wat opmerkelijk was in een tijd dat allerlei devoties, heiligen en afbeeldingen als onacceptabel werden bestempeld. En het blijft aanspreken, tot op de dag van vandaag,’ aldus de tekst op de website waar een groot aantal soortgelijke beelden is bijeengebracht.

Het kunstwerk dat in de kathedraal de titel ‘De lijdende Christus’ heeft meegekregen, had aanvankelijk de naam ‘Ecce Homo’. In 1962 won Vandroemme er een regionale prijs mee. ‘Vandroemme weet met doorgaans eenvoudige middelen een geweldig suggestievermogen te ontwikkelen,’ oordeelde de jury. ‘Het expressionisme is hem helemaal niet voorbijgestreefd.’

Het beeld heeft jarenlang een plaats gehad in de kapel van het Vrije Technische Instituut, een school in Ieper. De huidige deken van Ieper, Ronald Hemeryck, was daar priester-leraar, later directeur. Op zijn initiatief heeft het werk zijn huidige plaats in de kathedraal. ‘Het lijden en de pijn druipen ervan af,’ mailt hij. ‘De treurnis. De voorstelling in blik en zwart trekt mij aan.’ Vandroemme heeft de voorstelling ook diverse keren geschilderd. Eén van die werken hangt ook in de kathedraal; het dateert uit 1965.

Voor mij, toevallige passant in Ieper, is de beeltenis nauwelijks los te zien van de context. In dit West-Vlaamse stadje en de ommelanden telt men de doden van de Eerste Wereldoorlog bij tienduizenden. Onder hen veel jonge onervaren Duitse vrijwilligers – men spreekt daarom wel over de ‘Kindermoord van Ieper’. Maar ook de geallieerden kenden grote verliezen. ‘Het arme Ieper werd eerst met de grond gelijkgemaakt en zag zijn naam vervolgens wortelschieten in het internationale woord voor mosterdgas, yperiet (het klinkt als een jammerklacht: Yperiet! Yperiet!) uit een dantesk hiernamaals, alleen viel de Hel van Dante in zoverre te prefereren boven het IJzerfront dat er ten minste geen toxische bommen ontploften,’ schreef Benno Barnard in een reisverslag.

In de hele regio vielen tijdens WO I naar schatting meer dan een half miljoen slachtoffers.

Waren dat slechts ‘holle vaten waar de wereldgeschiedenis doorheen spoelt’ (Etty Hillesum)? In welke woorden laat zulk bloedvergieten zich nog uitdrukken? De dodentallen gaan elk voorstellingsvermogen te boven. Aan beide zijden van het front aanbaden ze dezelfde God. Maar waar was hij? Wie stelt hier niet de vraag naar zijn aanwezigheid? Of hebben zoveel duistere machten hier de overhand gekregen dat niemand die vraag meer stelt? Ook in deze zee verzinken mijn gedachten.

Op steenworp afstand van de kathedraal met het Christusbeeld, aan de andere kant van de Grote Markt, bevindt zich de Menenpoort, een reusachtig marmeren bouwwerk dat qua vormgeving veel weg heeft van een Arc de Triomphe. Hier lijkt de dood te zegevieren: het is een ‘gemeenschappelijk graf van onbegraven soldaten’, meer dan 50.000. Alle namen in de wanden gebeiteld, naar rang en bataljon; ze staan in kaarsrechte rijen, zoals eens op het appèl. Gesneuveld in een uitzichtloze loopgravenoorlog.

Bij die kolossale stadspoort worden sinds eind jaren twintig van de vorige eeuw tot op de dag van vandaag elke avond de gevallenen herdacht. Over een jaar of tien zal die traditie wel uitsterven, samen met degenen die nog een herinnering hebben aan de donkere periode in de geschiedenis, schreef Geert Mak begin deze eeuw. Maar in mei 2019 ben ik op een willekeurige vrijdagavond tussen minstens vijfhonderd (!) bezoekers, jongeren en ouderen, getuige van de kranslegging. Roerloos luistert de menigte naar de ijle klanken van de Last Post. Het verkeer is lamgelegd. Alles staat stil bij waar geen woorden voor zijn.

Dáárom staat dit gitzwarte ongepolijste beeld van de lijdende Christus hier in Ieper zo op z’n plek. Want waar zulk onvoorstelbaar leed wordt herdacht, is de gedachtenis aan deze Ene een baken van troost. Op hem werd alle last gelegd, hij kent het gewicht ‘van wat liefde dragen kan’ (L  ied 586). Voorwaar, onze ziekten heeft Hij op zich genomen, ons leed heeft Hij gedragen. Wij hielden Hem echter voor een geplaagde, door God geslagen en verdrukt. Maar Hij is om onze overtredingen verwond, om onze ongerechtigheden verbrijzeld. De straf die ons de vrede aanbrengt was op Hem, en door zijn striemen is ons genezing geworden (Jesaja 53:4 en 5).

Deze regels zal ik niet meer kunnen horen of lezen zonder dit beeld op mijn netvlies te krijgen. Het helpt me om dieper door te dringen in het mysterie van de plaatsvervanging.

Thuis lees ik een gedicht van Anton van Duinkerken.

Schrikwekkend, naar de grond gebogen, wreed van dorens
omstrikte hoofd, wat is uw gruwbare aanblik zoet!
Belopen ogen, kaak, bedropen van zwart bloed,
lippen en mond, bespuugd en vuil, hoe tot bekorens,

​Hoe tot verrukkens toe treft gij ’t ontzet gemoed!
Wat wordt de wereld aan uw voet dan iets verlorens
waarvoor de beste zelfs zijn best al niet meer doet
na zó veel marteling en zó veel vreugdesmorens?

​Gij waart hun aller God, voor ieder hunner goed.
Zij hebben niet gewild, dat Gij zó goed zoudt wezen.

​Gij hebt hen met uw vlees ter eeuwigheid gevoed.
Zij wierpen ’t van zich af. – En ik was onder dezen.

 

Mijn God, vergeef het mij en laat mij door uw bloed,
laat àllen door uw bloed tot eeuwigheid genezen.

*******

Adhémar Vandroemme is geboren in 1917 in Watou. Hij was jarenlang onderwijzer op een lagere school en ontwikkelde daarnaast zijn kunstenaarstalent. Hij was autodidact en ontpopte zich als schilder, aquarellist en kunstsmid. Hij had een veelzijdige interesse. Zo publiceerde hij een tekenmethode voor het basisonderwijs, maar ook een lijst met dialectwoorden uit de streek. De naam Vandroemme is ook verbonden aan de ‘Kattenstoet’ een groots opgezet evenement dat in Ieper voor het eerst werd opgevoerd in de jaren ’50 van de vorige eeuw en dat doet denken aan een bloemencorso of een carnavalsoptocht, waarbij reusachtige nagebouwde katten op karren door de stad worden gereden. Honderden figuranten in de optocht dragen kattenmaskers.

Adhémar Vandroemme was zijn leven lang rooms-katholiek, qua overtuiging, niet als kerkganger. Hij had een privé-lespraktijk voor amateurkunstenaars en na zijn vroege pensionering, op 53-jarige leeftijd, werd hij docent aan de kunstacademie in Ieper. Hij was oprichter van de kunstkring Hoppeland en de kunstacademie in Poperinge. Op verscheidene plaatsen in het Vlaamse land staan beelden van hem in de openbare ruimte, zoals ‘’t Manneke uit de Mane’ op de markt in Diksmuide, het Bierbrouwersmonument in Watou, en Tybaert, de gelaarse kat, in het gemeentehuis van Ieper. Ook in Nederland staat een werk van hem, een smeedijzeren haan, in Boxtel.

Een totaal ander aspect van zijn rijkgevulde leven was het pendelen, het wichelroedelopen, uitsluitend voor het zoeken naar wateraders, het aanboren van waterputten en het afzoeken van woningen naar aardstralen. Adhémar was daar zeer bedreven in, ook in het geneeskundig pendelen, maar na felle reacties uit medische kring stopte hij daar resoluut mee. Adhémar werd in 1985 de grondlegger van de Vrije Academie voor Radiësthesie, die sinds enkele jaren ook in Nederland een afdeling heeft, in Nistelrode.

*****

Koos van Noppen is freelance journalist. Hij is parttime werkzaam als hoofd communicatie van de missionaire organisatie IZB.

De Sint-Maartenskathedraal van Ieper, pal achter de Lakenhal in het centrum, is dagelijks gratis te gezoeken.