ArtWay

De veertigdagentijd herinnert mij eraan dat ik niet vast hoef te zitten in oude patronen van denken en handelen. Vernieuwing is mogelijk.

Laagvliegers, God en het alledaagse

LAAGVLIEGERS, GOD EN HET ALLEDAAGSE

door Ignace Schretlen

Wanneer ik zeg of schrijf dat ik niet gelovig ben, refereer ik aan het geloof uit mijn jeugd. Met de paplepel werd mij ingegoten dat God bestaat. En zoals zoveel wat jou als kind wordt bijgebracht, aanvaardde je dat als vanzelfsprekend. Het gedachtegoed van de katholieke kerk drukte zwaar op mij. Voor het slapen bad ik het ‘rozenhoedje’ om de volle aflaat te verdienen en daarmee te ontkomen aan hel en verdoemenis. Mijn ouders moeten natuurlijk in de gaten hebben gehad dat hetgeen zij mij bijbrachten onbedoeld een obsessie werd. Wellicht uit medelijden kreeg ik plots te horen dat de duivel niet bestaat. Ik vond dat vreemd. Waarom zou de duivel niet bestaan maar God wel?

Sinds mijn puberteit geloof ik niet meer in God als een op zichzelf staande identiteit. De vraag of en hoe Hij bestaat heeft mij jarenlang niet geïnteresseerd. Godsbewijzen lieten mij koud. Later koppelde ik zowel God als de duivel aan ervaringen met een grote impact. Iedereen herkent wel dit soort ervaringen. Bij een concert kan een solist boven zichzelf uitstijgen. Van iemand die een gruwelijke moord heeft gepleegd, kan worden gezegd dat hij buiten zichzelf was. Een groot deel van mijn leven manifesteerden God en de duivel zich in dit soort ervaringen. Beide lagen als het ware in het verlengde van ‘het menselijk fenomeen’. Maar wanneer iemand zou opmerken dat ik de menselijke mogelijkheden onderschat, zou ik dat niet kunnen niet weerspreken. Weg God, weg duivel!

Als beeldend kunstenaar heb ik drie grote en enkele kleinere projecten gerealiseerd. Het eerste project met als titel ‘Kijk op krabbels’ richtte zich op de bron van het scheppingsproces, het tweede met als titel ‘De kruisweg als metafoor voor menselijk lijden’ op het lijden en de dood, en derde met als titel ‘Laagvliegers’ op het alledaagse. Alle projecten overschrijden datgene wat normaliter onder ‘beeldende kunst’ wordt verstaan. Het eerste project lonkte sterk naar verschillende wetenschappelijke disciplines, het tweede naar andere kunstuitingen, en het derde naar taal. Voor alle projecten geldt ook dat het dagelijks leven en de samenleving een continue bron van inspiratie zijn. Voor mij kan kunst niet zonder een link met ‘het totaal’.

Mijn visie op God en de duivel deinde mee op mijn artistieke ontwikkeling. Bij ‘Kijk op krabbels’ (circa 1989-1999) zocht ik God in het scheppingsproces en de duivel in het destructieve. Bij ‘De kruisweg als metafoor voor menselijk lijden’ (circa 1999-2009) relateerde ik (het gemis van) God en de duivel aan dit lijden, en bij ‘Laagvliegers’ (2013-2019) zoek ik God en de duivel níet in extremen maar juist in het alledaagse. Met alledaagse middelen zoals briefkaarten, postzegels, stempels en posters, waarvoor de meeste kunstenaars hun neus ophalen, probeer ik het alledaagse te ontdoen van het vanzelfsprekende. Voor de meeste mensen is immers het alledaagse vanzelfsprekend. Ik vraag mij af hoe dat komt?

Wie is zich in de supermarkt bewust van de muziek die hier altijd aanstaat? Hoe komt het dat wij tijdens gesprekken plots opschrikken wanneer er een stilte valt? Waarom lukt het velen om na een aangrijpende film of een optreden, wat ons echt heeft geraakt, direct over te schakelen op een andere activiteit? Hoe kan het dat ik mij op de dag dat mijn lievelingszus overleed mij opwond over hele banale dingen? Hoe komt het überhaupt dat ons leven een ongemerkte aaneenschakeling is van de meest uiteenlopende gebeurtenissen, vaak zonder enige onderlinge relatie?

Zoals wolken zich kunnen aftekenen tegen hogere bewolking geloof ik dat ons dagelijks leven zich afspeelt tegen een decor, waarvan we ons zelden bewust zijn. Dat geïncorporeerde decor bepaalt dat wij het meeste in ons dagelijkse leven als vanzelfsprekend ervaren. Dat scheelt een hoop energie en tijd: je hoeft immers niet elk moment meer stil te staan bij datgene wat zich voordoet. Maar wie zich hierdoor laat verblinden, realiseert zich ook niet dat in wezen níets vanzelfsprekend is. In mijn beleving manifesteren zich God en de duivel in het alledaagse níet in het extreem positieve of negatieve maar juist in de ‘kleine momenten’. Dat kan een glimlach van een vreemde zijn.

Het decor van het alledaagse stoelt erg op clichés. Denk hierbij aan briefkaarten die vanuit een vakantiebestemming worden gezonden. Ik heb nog nooit een vakantiekaart ontvangen waarop het regent. Reclames en advertenties staan bol van clichés. Zonder dat wij ons hiervan bewust zijn bepalen ze onze ‘wenswereld’. En de social media werken er driftig aan mee dat die ‘wenswereld’ écht bestaat. Dit creëert het beeld dat kleinere en grotere tegenslagen niet thuishoren in ons dagelijks leven en leidt tot gedragingen die voortkomen uit frustratie.

Het project ‘Laagvliegers’ tornt aan clichés. Wanneer iemand zegt dat hij niet in God gelooft, zeg ik: ‘God gelooft ook niet meer jou’ of ‘Geloof je nog wel in jouzelf?’ Ik werk graag met contradicties: de mededeling ‘Ik ben er niet’ wordt ondertekent door God (die er dus wél moet zijn); hetzelfde geldt voor de mededeling dat de wereld groot genoeg is om jouw eenzaamheid te verbergen. Ik prikkel mensen met uitspraken als ‘Mis mij niet’ en ‘Een beetje asociaal is heel normaal’. Vaak refereer ik aan een ongemakkelijke leegte of het niets: ‘Als je niks hoort / is het voorbij’ of ‘Laat mij hier hangen’ (op een poster). Ik stel ongebruikelijk vragen: ‘Waar mondt de gewonde rivier die onze vaten vult in uit?’ En ik stel iets ongebruikelijks voor als ‘een groetplicht’.

Waar is God in ‘Laagvliegers’? Hij staat niet aan het begin van een schepping en manifesteert zich ook niet wanneer we lijden. In het project ‘Laagvliegers’ is God het tegendeel van een op zichzelf bestaande identiteit. Hij houdt zich schuil in en misschien ook wel achter dat decor van het alledaagse. Hij is een mysterieus aspect van dat decor en net als zijn tegenhanger – de duivel – niet grijpbaar. Ik laat mij door Hem inspireren zonder mij ervan bewust te zijn dat Hij mij inspireert. Misschien heeft Hij mij geleerd dat niets in dat alledaagse vanzelfsprekend is.

*****  

Ignace Schretlen (1952) is beeldend kunstenaar en arts-auteur. Hij publiceerde meer dan vijftien boeken en honderden artikelen. Zijn werk en projecten werden op meer dan honderd locaties, waaronder musea, tentoongesteld. Voor zijn culturele verdiensten werd hij benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau. Zijn vele malen herdrukte boek Anatomie van het gevoel, dagboek van een co-assistent – gepubliceerd onder het pseudoniem Alexander van Es – werd als bestverkochte literaire debuut bekroond met het Gouden Ezelsoor en geldt in de medische branche als een klassieker. In 2014 stelde hij als gastconservator bij het Museum voor Religieuze Kunst te Uden de expositie ‘Weg van de passie’ samen.