ArtWay

Kunstenaars openen onze ogen voor rijkdom en betekenis. Sandra Bowden

Kerk en kunst

Nederland: Ontwerp kartuizerklooster Tubbergen

 
Ard Hoksbergen: Ontwerp kartuizerklooster Tubbergen
 
 
 
Robuuste schoonheid
 
door Marleen Hengelaar-Rookmaaker
 
In 2012 won de jonge architect Ard Hoksbergen de prestigieuze Archiprix voor het beste afstudeerproject onder de architectuurstudenten van dat jaar. Hij ontwierp daartoe een kartuizerklooster in het Twentse Tubbergen. Vijftig jaar geleden bestonden er daadwerkelijk plannen om daar een klooster te vestigen. Uiteindelijk zag men er toen vanaf en kwam het karthuis er niet. Net als nu, want Hoksbergens ontwerp zal helaas nooit echt uitgevoerd worden.  
 
Het karakter van een kartuizerklooster of karthuis is tot in detail afgestemd op de ascetische levenswijze van de in afzondering levende kartuizers. Net als de woestijnvaders in de eerste eeuwen van het christendom trekken zij zich in stilte terug om de bekoringen en de lauwheid van de wereld te ontvluchten. De kartuizers staan bekend als de strengste kloosterorde. Ze brengen minstens driekwart van de dag eenzaam door in hun cel. Drie keer per dag komen ze samen om te bidden en zingen, waaronder een aantal uur midden in de nacht, en slechts een keer per week mogen ze samen praten tijdens een gezamenlijke wandeling.
 
 
De Orde der Kartuizers is voortgekomen uit een door Bruno van Keulen (ca. 1030-1101) gestichte kluizenaarsgemeenschap in de Chartreuse, een gebergte bij Grenoble. De naam ‘kartuizers’ is afgeleid van Cartusia, de Latijnse naam voor Chartreuse. In de 14e en 15e eeuw werden er ook in Nederland meerdere karthuizen gesticht, die echter afgezien van die in Roermond alle tijdens de Reformatie werden verwoest. Nu telt de orde, die nooit heel groot is geweest, wereldwijd zo’n 420 leden: 350 kartuizers en 70 kartuizerinnen.
 
De monniken en nonnen trekken zich in hun kluizen terug om zich volledig op God te kunnen richten. In hun mystieke zoektocht naar hun Schepper proberen ze hun hart te zuiveren van ongerechtigheid en ieder verlangen naar verstrooiing. Een kartuizer schreef over het contemplatieve leven: ‘De contemplatie is de daad van de ziel die zichzelf vergeet, die onbeweeglijk staat voor iets dat veel breder en groter is dan zijzelf.’ Wie de film Into Great Silence (2005) van de Philip GrÓ§ning heeft gezien, heeft het stille leven van ontbering, boetedoening, contemplatie en gebed van de kartuizers aan zich voorbij zien trekken. Toch vraag ik me af of de film tot de kern weet door te dringen, want het echte leven van de kluizenaar voltrekt zich aan de binnenkant en is niet aan de buitenkant af te zien, laat staan mee te beleven en begrijpen. Een monnik getuigde: ‘Welke rust, welke goddelijke vreugde brengen de eenzaamheid en de stilte niet aan hen die ervan houden! Dat weten alleen zij die er de ervaring van hebben opgedaan.’
 
 
 
De kartuizerkloosters bestaan gewoonlijk uit twee binnenhoven met daarom heen een aantal gebouwen als de kerk, refter en bibliotheek. De binnenhoven bestaan uit een vierkante kloostergang met in het midden de tuin en aan de buitenkant de cellen waar de monniken leven. Maar Hoksbergen vond dit niet passen. ‘Dit ontwerp is overgenomen van de benedictijnen. Maar daar heeft de gang ook een sociale functie. Er staan bijvoorbeeld bankjes waar monniken een gesprek kunnen aanknopen. Kartuizers gebruiken de gang alleen om doorheen te lopen.’
 
Daarom breekt hij in zijn ontwerp de vierkanten open. De kloostergang wordt één lang gerekt lint met twee knikken erin, zodat er drie rechte stukken ontstaan die ieder toegang geven tot een van de drie afdelingen van het klooster. Het eerste stuk (vooraan op de maquette) grenst aan het gedeelte waar de prior en de lekenbroeders wonen die voor de monniken zorgen. Dan maakt de kloostergang een bocht naar links en kom je in het gedeelte met de gemeenschapsgebouwen die geplaatst zijn in open plekken in het bos: de eetzaal en de keuken met moestuin, de kapittelzaal met daarnaast bijenkasten, de bibliotheek met een visvijver en als laatste de kerk met het kerkhof. Tegenover elk gebouw steken kleine privékapelletjes uit aan de andere kant van de kloostermuur. Na de laatste knik loop je de afzondering binnen waar zich negen kloostercellen bevinden met allemaal een eigen tuin en uitzicht op het bos.
 
 
 
Vanwege zijn innovatieve aanpak van het kloosterontwerp kreeg Ard Hoksbergen de Archiprix toegekend. Hoksbergen was toch ook benieuwd wat de kartuizers er zelf van vonden en zocht daartoe contact met de prior van het moederklooster de Grande Chartreuse bij Grenoble. De prior bleek de ontstane verwevenheid van het kloosterleven met het omringende landschap een bijzonder goed idee te vinden. In zijn woorden: ‘De natuur is voor ons God en wereld; het horizontale moet ons naar het verticale brengen en weer naar het verwijde horizontale.’
 
De wisselwerking tussen een horizontale en een verticale oriëntatie was een tweede belangrijke pijler van Hoksbergens ontwerp. De kloostergang is horizontaal georiënteerd, terwijl de hieraan gelegen hoven als open plekken in het aangrenzende bos een verticale oriëntatie hebben. Bij de gebouwen treedt eenzelfde effect op, doordat in de sobere besloten ruimtes hoog invallend daglicht de blik naar boven leidt.
 
 
 
Bij de uitwerking van het plan streefde de aankomende architect naar een architectuur die aansluit bij de ascetische levenswijze van de kartuizerorde. De kluizen en gebouwen zijn van een landelijke eenvoud en robuuste soberheid. Ook wilde Hoksbergen een eerlijke bouwstijl. ‘Ik wilde laten zien wat ik bouw. Als een betonnen balk boven de deur nodig is om de bakstenen op te vangen, mag dat te zien zijn. Ik was op zoek naar echtheid. Dat past bij de authentieke levensstijl van de kartuizers.’ Twee materialen komen steeds weer terug: hout en één meter dikke muren van leem. ‘Hout en leem zijn natuurlijke materialen, waardoor de gebouwen ook duurzaam worden.’
 
Toch gaat Hoksbergen verder dan een functioneel minimalisme. De dakconstructies worden gedragen door vlinderspanten die een ode zijn aan zijn favoriete Finse architect Alvar Aalto. ‘Eigenlijk zijn die vlinderspanten niet nodig. Maar het zijn een soort ornamenten die vreugde en vrolijkheid uitstralen.’
 
Mij deed de verstilde schoonheid van Ard Hoksbergens ontwerp meteen denken aan de prachtige kloosters van de katholieke architect Hans van der Laan. Hoksbergen beaamt de connectie: ‘Van der Laan was inderdaad een van mijn inspiratiebronnen en misschien zelfs de aanleiding te willen afstuderen op een kloosterontwerp.’ Mocht het karthuis van Hoksbergen ooit gebouwd zijn, dan zou de weldaad van de leefomgeving de monniken zeker veel troost en bemoediging geschonken hebben bij hun leven van toewijding aan God, die tenslotte de Schepper van schoonheid is.
 
*******
 
Ard Hoksbergen (Rotterdam, 1981) studeerde architectuur aan de Academie van Bouwkunst in Amsterdam. Na jarenlange werkervaring op diverse toonaangevende Amsterdamse architectenbureaus startte hij zijn eigen bureau in de binnenstad van Amsterdam. Daar wordt gewerkt aan diverse (interieur-)projecten en studies. Het bureau streeft naar een heldere en ambachtelijke benadering van het vak. ‘De schoonheid van het maken’ draagt altijd bij aan de omgeving en het welzijn van de gebruiker. www.ardhoksbergen.nl
 
Marleen Hengelaar-Rookmaaker is hoofdredacteur van ArtWay.