ArtWay

De veertigdagentijd herinnert mij eraan dat ik niet vast hoef te zitten in oude patronen van denken en handelen. Vernieuwing is mogelijk.

Kunstenaars

Nijburg, Rinke - door Wouter Prins

Rodeo Calvarie! 

door Wouter Prins

Een jaar of tien geleden bezocht ik een schilder op de Zeeuwse eilanden. Omdat ik iets over zijn werk zou gaan schrijven, gaf hij mij ter oriëntatie enige recensies en catalogi over zijn werk mee naar huis. Tussen de documentatie bevond zich een klein boekje; een bundeling feitelijk van acht ansichtkaarten voorafgegaan door een korte inleiding. Het was een van de meest wonderlijke inleidingen die ik onder ogen had gehad.

De tekst begint met een excuus van de auteur. Zijn schrijven had op zich laten wachten, zijn moeder kwam te overlijden en kort daarop werd zijn dochter geboren. ‘En dood en geboorte ontnemen ons het woord.’ Maar de auteur komt bij zinnen. En hoe. Na de verstilde, ontroerende ouverture schiet het langs Munch, het katholieke mysterie, God, Levinas, het Parijse existentialisme, Godot, Francis Bacon en Lucian Freud, de ikoonschilderkunst en het marxistisch-leninistisch sociaal realisme, het Laatste Oordeel, Lenin en Stalin, Jan van Eyck…in vier bladzijden. Op de een of andere mysterieuze wijze wil de spanningsboog van het betoog desondanks maar niet verslappen, of beter gezegd knappen. De auteur slaagt er bovendien schijnbaar moeiteloos in om de halve wereldgeschiedenis te combineren met een bespreking van de schilderijen van de Zeeuwse schilder. Een bespreking waarin geen blad voor de mond wordt genomen: ‘Soms erger ik me aan de koppen op de schilderijen van J.P… Maar ja, die ogen blijven mij aanstaren, kijken me meer aan dan mij lief is...’

Deze eerste kennismaking met Rinke Nijburg is mij altijd bijgebleven. Die vloedgolf aan associaties, die paring van de meest uiteenlopende vormen van kunst, literatuur en filosofie; het is niet alleen eigen aan de auteur, maar ook de mens en kunstenaar Rinke Nijburg, die zichzelf de taak heeft toebedeeld om een kosmologie te scheppen waarbinnen aarde en hemel elkaar op een onnavolgbare wijze ontmoeten. En net zoals hij hierboven zijn tijdelijk misnoegen over het werk van een bevriende collega kenbaar maakte, zo zal menig toehoorder, lezer en kijker het op zijn beurt met Nijburg soms te kwaad krijgen en uit willen schreeuwen: ‘Genoeg.’ Genoeg geassocieerd, gecombineerd, gefantaseerd.

Natuurlijk zijn deze stemmen tot Nijburg doorgedrongen. Dezelfde stemmen klinken ook en nog luider in zijn binnenste. Maar stoppen kan eenvoudigweg niet, want ooit - wanneer precies weet God alleen - is hij begonnen aan zijn pelgrimage, zijn queeste die hem de stof moet leveren voor zijn kosmologie. Deze onderneming is niet vrijblijvend en zijn kunst is niet bedoeld om te behagen. Hemzelf niet en ons niet. Wij, zijn publiek, worden gedwongen in de rol van meeloper, van de derde persoon die tegen wil en dank samen met Nijburg en zijn alterego de berg op wordt gedreven.

En omdat de tocht nog niet voltooid is, de kosmologie nog niet aaneengeregen, is het prematuur om te zeggen waar het werk precies over gaat en waar het naar toegaat. Desondanks lijkt het alsof Nijburg op koers ligt. Schilderijen, tekeningen, drogenaalden, teksten, uitspraken: bouwstenen in overvloed.

1. Aan het vertrek
’Ik houd niet van Bob Dylan, want als die zingt, heb ik altijd het idee dat die man iets van mij wil’, hoorde Nijburg een luisteraar op de radio zeggen. En juist hierom houdt Nijburg wel van Bob Dylan. Van dat predikende, dat profetische van de zanger. In dat stichtende herkent hij zichzelf. Zijn kosmologie is een religieuze, zijn pelgrimage een christelijke. Alleen zijn verpakking is anders.

In 1997 publiceerde Nijburg De werken van Herkules. Een getijdenboek in honderd tekeningen, waarin Ronnie (de ik-figuur) en Herkules (zijn alterego) samen een berg beklimmen. Ronnie en Herkules botsen voortdurend met elkaar, vooral waar het het geloof in God aangaat. Het is verleidelijk, voor de hand liggend, in Ronnie en Herkules twee kanten van een en dezelfde mens te zien. Een mens die twijfelt, die heen en weert tussen geloof en ongeloof, die niet meer weet wat waar is en wat niet waar is.

Wat geen twijfel leidt, is dat in het verhaal bij de tekeningen Herkules - de ongelovige, de cynicus - als de meest krachtdadige van de twee naar voren komt. Herkules heeft veel weg van Nietzsche, ‘de filosoof met de hamer’, die God dood verklaarde. Maar Nietzsche ging nog verder. ‘Die wahre Welt haben wir abgeschafft: welche Welt blieb übrig? die scheinbare vielleicht? … Aber nein! mit der wahren Welt haben wir auch die scheinbare abgeschafft!’

Nietzsches afrekening met de ideeënwereld van Plato, met diens hiërarchie van hogere en lagere werelden en waarheden, markeert niet alleen het einde van een oud wereld- en godsbeeld. Het is ook een begin van een nieuwe wereld, die helemaal van voor af aan moet worden opgebouwd. Nu ook de schijnwereld is afgeschaft, het geloof in de hogere rede en zin achter en onder het dagelijks leven is verdampt, kan Nijburg met dank aan Nietzsche uit de brokstukken van het verleden en heden vrijuit putten. Hij kan sprookjes verbinden met wetenschap, beroemdheden en figuranten laten opduiken op de verkeerde plaatsen, een stoelendans tot paringsdans maken. Nietzsche is Nijburgs muze. Maar ook diens eeuwige kwelgeest. Nietzsche heeft immers niet alleen de God ver boven ons afgeschaft, maar ook de hoop op een God in onze eigen wereld op het spel gezet. Uit het werk van Nijburg spreekt een diep besef van het verval van onze wereld. Maar ook een minstens zo diep geworteld verlangen om dit ernstige besef op een speelse, humoristische wijze te ontkrachten.

Tattoo Shop Cavalry (2004) legt deze dualiteit bloot. De gouache toont een Amerikaanse slee, geparkeerd voor een tattooshop. De carrosserie van de auto is wit, het achterraam pikzwart. De achterlichten zijn bloedrood, net als de letters Cavalry op de muur van de Tattooshop. Op het nummerbord heet het niet Cavalry maar Calvary, een woordspeling die plotsklaps de laatste gang van Christus naar de Calvarieberg in beeld brengt. De weg door de wereld van Nijburg is een calvary cavalry, een rodeo lijdensweg.

2. Een vermakelijke jachtpartij
Een calvary cavalry van enig postuur kan niet zonder een gezonde jachtpartij. En schieten is nog leuk ook. Voorjaar 2004 mochten bezoekers van de Paraplufabriek in Nijmegen hun geluk beproeven op de ‘schietschijven’ van Nijburg. Veel geknald werd er niet. Het kunstpubliek maakte haar reputatie braaf en gepacificeerd te zijn volledig waar. De enkeling die de buks wel ter handen nam, schoot naast het doel of trof onbedoeld een ander object. Met kunstminnaars valt geen oorlog te winnen.

Het idee voor dit schietfestijn begon met de verwerving van Historische Zielscheiben, een boek over panelen beschilderd met jachttaferelen, Adam en Eva met de appel en andere scènes die met het schieten in verband worden gebracht. Dergelijke panelen werden gemaakt in opdracht van schutters- en jachtverenigingen waarvan de leden daadwerkelijk met hun geweren op de panelen schoten. Dit zonderlinge gebeuren sloot goed aan bij de belangstelling van Nijburg voor de jacht. Een passieve belangstelling. Geboren en getogen aan de rand van de Veluwe werd Nijburg al vroeg gefascineerd door het schieten.

Een fascinatie die ook doorklinkt in zijn eigen ‘uitgeverij’, die hij onder het patronaat van de Heilige Hubertus stelde. Aan deze bisschop van Luik, die leefde in de achtste eeuw en waarvan de oudste vita vermeldt dat hij van vissen hield, werd aan het einde van middeleeuwen een fameuze legende verbonden. In deze legende wordt Hubertus opgevoerd als een fervent jager, die zich van God noch gebod iets aantrekt. Zelfs op Goede Vrijdag, de dag van de kruisdood van Christus, snelt hij over de paden door de bossen. Tot hij plots oog in oog komt te staan met een hert. Hij grijpt zijn boog, maar nog voor de pijl zijn hand heeft verlaten, ziet hij een kruis tussen het gewei verschijnen. Ontdaan keert hij huiswaarts, zegt vrouw en kinderen vaarwel en ruilt zijn passie voor wereldlijke geneugten in voor meer geestelijke zaken.

Het visioen van Hubertus, zo sprookjesachtig en kinderlijk als het in eerste instantie overkomt, markeert in wezen de dramatische overgang van dader naar slachtoffer, van jagen naar gejaagd worden, van treffen naar getroffen worden. Het illustreert hoe kwetsbaar het lichaam is. Deze twee kanten aan het schieten zijn ook eigen aan de serie schietschijven. Misschien had het publiek in Nijmegen dat goed in de gaten. Slechte schutters zijn per definitie nog geen slechte kijkers.

3. Het kijken
Dubbelzinnig zijn de schietschijven niet alleen in inhoudelijk opzicht. Ook op formeel schilderkunstige gronden worden in de schietschijven twee tegengestelden bijeengebracht: de koele geometrische cirkels en het kwetsbare doelwit. Of in de woorden van Nijburg zelf: de scherpte van Han Schuil en de expressie van Marlene Dumas. De schietschijven lenen zich bij uitstek om abstractie en figuratie ineen te schuiven.

De poging om beide te mixen is een constante in het werk van Nijburg. De achtergronden van zijn schilderijen, tekeningen en etsen zijn veelal geabstraheerd tot verticale kleurzones. Hierbinnen zijn huizen en kamers getekend als tweedimensionale vlakken. De traditionele driedeling van de compositie in voor, midden en achter is geëlimineerd tot een in kleuren opgedeeld achterscherm voorafgegaan door een smalle bühne, die dienst doet als strijdtoneel der figuranten. Een nadere analyse leert dat het veelal gaat om de mens omringd door licht (geel), lucht (blauw) en hemel en aarde (beide opvallend genoeg donkerblauw-zwart). Deze wijze van samenstellen doet denken aan het theater, waar de complexiteit van het verhaal en de veelheid aan dialogen in contrast staat met het eenvoudige, heldere beeld van het decor. De veelvuldige toepassing van blauw en donkerblauw, van lucht, hemel en aarde, maakt ook dat het verhaal dat wordt verbeeld ingebed ligt in wereldwijdheid. De microkosmos in de macrokosmos.

Een deel van het publiek van Nijburg heeft aan dergelijke bespiegelingen evenwel geen boodschap. Dat deel van het publiek dat de schilderijen op hun formele merites waardeert, maar met de ‘onduldbare’ (Borges) allegorische, verhalende kant van het werk weinig opheeft. Dat deel dat wel wil kijken maar niet pelgrimeren.

4. Verveling onderweg
Een flinke reis is pas echt stevig als er dagen zijn van grote verveling en lamlendigheid. En een pelgrimage is een heel flinke tocht, zelfs per luxe automobiel. De moeilijkste fase komt wanneer de frisheid van de start vergeten is en het einde maar niet in zicht wil komen.

In de mystieke traditie wordt deze periode van beproeving aangeduid met het Latijnse ariditas. Het woord staat voor droogte en dorheid, voor de donkere nacht die lange tijd, soms zelfs jaren achtereen kan duren. In deze periode wordt het geduld van de mysticus danig op de proef gesteld; hij verliest het contact met God en vertoeft in eenzaamheid in een wereld die hij ervaart als een woestijn. Deze ariditas wordt voorafgegaan door de conversio (bekering), de purgatio (loutering) en de illuminatio (verlichting). In de vijfde en laatste fase - en lang niet iedere mysticus slaagt erin die te bereiken - vindt de volledige opgang in God plaats, de unio mystica. Wanneer het werk van Nijburg zou worden ingedeeld naar de vijf stadia van deze mystieke weg, de via mystica, dan lijkt het alsof er vooral twee fasen in beeld worden gebracht: het tweede stadium van de loutering of de purgatio en het laatste stadium van de volledige eenheid of de unio mystica.

De purgatio is de periode waarin de gelovige flink onder handen genomen wordt. De bekeerling heeft pas net aan het geluk van het geloof in God geproefd of hij vervalt in een diepe innerlijke tweestrijd. Aardse zaken doen zich verleidelijker dan ooit aan hem voor. Stemmen die het bestaan van God in twijfel trekken klinken luider dan voorheen.

In De werken van Herkules zien en lezen wij hoe de kleine Herkules Christus aan het kruis uitmaakt voor houten klaas en vervolgens, tot ontsteltenis van de (gelovige) Ronnie, het kruis uit de grond rukt, het op zijn schouder gooit en er de berg mee oploopt. In de grote tekening Enigma van de dubbele kleine zeemeermin verliezen de drie meisjes Maria, Magda en Lena hun onschuld in het uitgaansleven en worden verliefd op een jongeman die met een verwijzing naar de goddelijke Drieëenheid wordt aangeduid met ‘EEN EN DEZELFDE’. De jongeman vermoordt uiteindelijk de tweede (en ware?) EEN EN DEZELFDE. Of de meisjes hierna hun geloof terugvinden, blijft een geheim. Het louteringsproces dat Nijburg verbeeldt, wil nog wel eens de bocht uitvliegen.

Tegenover de onstuimigheid van de purgatio is de ariditas een tamelijk langdradig gebeuren. Maar in dit stadium raakt de onzekerheid dieper, is de twijfel fundamenteler. In het werk van Nijburg komt, zoals gezegd, de ariditas minder prominent voor het voetlicht. Toch lijkt zij in een enkel beeld op een tamelijk opzienbarende wijze naar boven te komen.

Op Nijburgs monumentale doek The Game of Patience zien wij God als een grotendeels naakte man gehurkt staan op een zwarte ondergrond. Zijn ellebogen steunen op zijn knieën, zijn ogen zijn naar beneden gericht. God kijkt naar het beeldscherm van een, voor het doek opgestelde monitor. Hierop wordt vertoond hoe een mens met apenmasker een spelletje patience probeert te spelen. The Game of Patience werd gemaakt voor de tentoonstelling 7 Goede Dagen (Museum Het Valkhof, Nijmegen 2001). Het schilderij met film vormde het sluitstuk, de zevende dag, van dit op de bijbelse scheppingsmythe geïnspireerde project. Het is echter niet de zevende dag, de dag van rust die wij kennen. God lijkt in niets op de oude wijze man met grijze baard die na zes dagen van gedane arbeid uitrust en tevreden terugblikt op zijn schepping. Hier heeft Hij nog het meest weg van een Neanderthaler, een barbaar, een Demiurg. De aarde maakt daarenboven nog steeds een desolate indruk. Sterren en planeten zijn in hun primaire fase blijven steken en hebben zich niet verder ontwikkeld dan tot een soort amorfe lichtbollen. En de mens lijkt nog het meest op een gedegenereerde aap, die zich onledig houdt met een kaartspel (patience).

De tatoeages op de armen van God, de slang en draak, lijken te verwijzen naar de slang uit het paradijs en de draak uit de Apocalyps. Daarmee symboliseren zij de begin- en eindtijd en is de cirkel rond. De scheppingsdaad die een verloop kent van woest en ledig naar wederom woest en ledig, wordt volmaakt zinloos. Vooral ook omdat de kroon op de schepping, de mens, geschapen naar Gods beeld, zich hopeloos verveelt en zijn tijd verdoet met spelletjes met zichzelf en in de tussentijd de draak steekt met zijn macho-schepper.

5. Einde
Het gevoel van zinloosheid, verveling en vertwijfeling wordt radicaal weggevaagd in de slotfase, de apotheose, de unio mystica. Veel van het werk van Nijburg staat in het teken van het einde. Het ontzielde lichaam van Frank Zappa op de schoot van een vrouw. De nakende dood van Sebastiaan. En vooral de talrijke beelden van stigmatisaties, van verwondingen, waarin het lijden en sterven lijken te worden aangezegd tegen de achtergrond van de hoop op de opstanding. De fascinatie voor de stigmatisatie is een fascinatie voor Franciscus, de beroemde heilige uit Assisi, die in 1223 op de berg Alverna ‘in een visioen een man aanschouwde die als een Serafijn zes vleugels had, en die boven hem zweefde met uitgespreide armen en samengevoegde voeten, als genageld aan een kruis. Twee vleugels staken boven zijn hoofd uit, twee waren uitgestoken en dienden om mee te vliegen, en twee ten slotte bedekten het hele lichaam. Toen hij dat zag werd hij vervuld van een ontzaglijke bewondering, maar wat dit visioen wilde zeggen wist hij niet. Hij verheugde zich vooral over de welwillende, genadige blik waarmee de Serafijn, die onbeschrijflijk mooi was, hem aankeek; maar tegelijk was hij hevig ontsteld door de smartelijke wijze waarop deze aan het kruis genageld was. [Nadat het visioen was verdwenen] stond hij op, ten prooi aan vreugde en droefheid, en dacht er ingespannen over na wat het kon betekenen. En terwijl hij zo in grote opwinding en onzekerheid verkeerde, begonnen in zijn handen en voeten tekenen van de spijkers zichtbaar te worden, juist zoals hij die vlak tevoren aan de gekruisigde man boven zich had gezien.’

In een lezing over de stigmatisatie van Franciscus vergelijkt Nijburg het stigmatiseren met tatoeëren. In beide gevallen gaat het om tekens aanbrengen op de huid. Maar er bestaat ook een groot onderscheid tussen beide. Stigmata blijven schrijnen. Waar tatoeages de buitenkant sieren, schrijnen stigmata van binnen. Is de tatoeage het identiteitsbewijs van de kinderen van de wereld, de stigmata zijn het brandmerk van de kinderen Gods.

Op een ontroerende en bizarre tekening van Nijburg uit 1996 balanceert een baby op de top van een berg, waar hij door vijf pijlen die vanaf de zon lijken te worden afgevuurd, wordt verwond. Op de voeten, handen en ter hoogte van de hartstreek, precies zoals bij Christus en Franciscus na hem. De wonderlijke voorstelling is door Nijburg eens als volgt verklaart: ’[…] de geboorte wordt ook van boven gekregen. Je wordt pas echt geboren als je door pijlen van boven geraakt wordt. Dit krijgt door de wond die pauwenoog [symbool van de opstanding en het eeuwige leven] wordt, nog meer scherpte en geladenheid. Aangeraakt, getekend door de eeuwigheid, lijd je altijd in en aan dit aardse. Maar het is ook daardoor dat je opengebroken wordt naar de ander, het andere en uiteindelijk naar God. Dit zien is de ware geboorte.’

Het was toen, in dat stadium, halverwege, bovenop de berg, met uitzicht op het beloofde land, dat Nijburg zijn alterego, zijn Herkules, zijn Nietzsche voor even (!) het zwijgen had weten op te leggen. Om te begrijpen hoe dat had kunnen plaatsvinden, moeten wij wellicht terug naar het begin, naar de woorden die Rinke Nijburg schreef naar aanleiding van de dood van zijn moeder en de geboorte van zijn dochter: ‘Dood en geboorte ontnemen ons het woord.’

****

Dit essay is gepubliceerd in Rinke Nijburg: Piercing the Spirits. Een kosmologie in 144.000 beelden, 2004/5.

Wouter Prins is curator en medewerker van het Museum voor Religieuze Kunst in Uden.

Rinke Nijburg (Lunteren 1964) is beeldend kunstenaar en docent Art & Design Arnhem aan ArtEZ Hogeschool voor de Kunsten. Voor meer van en over Rinke Nijburg, zie www.rinkenijburg.nl en www.rinkenijburg.blogspot.com.