ArtWay

De veertigdagentijd herinnert mij eraan dat ik niet vast hoef te zitten in oude patronen van denken en handelen. Vernieuwing is mogelijk.

Kunstenaars

Buurman, Kees - BM - Tanja Kootte

Kees Buurman: Dubbel kruis

Blijvend verlangen naar het mysterie

door Tanja Kootte

Het kruis waaraan Christus is opgehangen is het kruispunt
van alle horizontalen en vertikalen. 
Christus is opgehangen aan het punt ik-nu. 
Christus is aan zichzelf, aan het bestaan opgehangen.
De figuur van het kruis is aan de ene kant de mens in uiterste
wanhoop; maar wat in het tegenwoordige zogenaamde
christelijke geloof vergeten wordt is dat het kruis 
ook het teken is van de allergrootste openheid, 
en van de uitersten van het kennen, 
van de centralisatie op het kruispunt. 
Wie van degenen die dit leest heeft niet de ervaring 
dat een kruis op het kruispunt wijst, 
op een zeer sterke manier concentreert op het snijpunt 
van alle aanwezige richtingen. 
Christus is aan het geheim opgehangen.
Het kruis is een zeer vergelijkbaar teken met de schietschijf. 

Deze woorden zijn op 11 juli 1967 opgeschreven door de Leidse kunstenaar Kees Buurman (1933-1997). In zijn beeldend werk stond het thema van het kruis in die jaren centraal. In Buurmans woorden klinkt een verlangen om door te dringen tot de wezenlijke betekenis van dat ontmoetingspunt tussen horizontaal en verticaal.

Het kruis was echter ook het eeuwenoude symbool van het christendom en in bovenstaande tekst proeven we ook enige kritiek wanneer Buurman spreekt over het ‘zogenaamde christelijke geloof’. Vier jaar eerder had Buurman zich in een interview in de Leidse Courant al kritisch uitgelaten over het gebrek aan diepgang bij sommige gelovigen: ‘Zodra er iets spiritueels om de hoek komt kijken, slaat de Nederlander op de vlucht. Hetzelfde zien we op allerlei terreinen, bijvoorbeeld religieus terrein. Iedereen is lid van een of andere sekte of kerk, maar erg diep zit het geloof niet. Men is tevreden met wat men heeft, verder denken is er niet bij, de meesten schrikken ervoor terug.’ Uiteindelijk nam Kees Buurman in 1965 afscheid van de Gereformeerde Kerk waartoe hij vanaf zijn jeugd behoorde. Daarmee was hij één van de velen die in de roerige jaren zestig de kerk verlieten.

Kees Buurman deed dat evenwel op een bijzondere wijze. Kennelijk was hij de kerk, waartoe hij behoorde, nog de zogenoemde kerkelijke bijdrage schuldig. Die schonk hij door in 1965 een kunstwerk te maken voor de vier jaar eerder gebouwde gereformeerde Petrakerk in de Leidse Kooiwijk. ‘Daarmee was de kerk voor Buurman een afgesloten hoofdstuk,’ aldus Doris Wintgens Hötte in de inleiding van de catalogus Kees Buurman (1933-1997). Buurman deed dat overigens niet alleen. Zijn eveneens gereformeerde kunstbroeder, domineeszoon Jan Maaskant (1939), zei diezelfde kerk ook vaarwel door het schenken van een kunstwerk in de vorm van een plastiek. 

Het werk van Buurman voor de Petrakerk bestond uit een lange baan langs de gehele muur – ca. 14 meter - waarin hij de apostolische geloofsbelijdenis schilderde in zwarte letters. Dit horizontale werk werd bij het deel waarin gesproken wordt over kruisiging en opstanding doorsneden door een kolossale verbeelding van de Drie-eenheid – de verticaal. Die bestond uit een kruis (Christus) met daarboven de een vogelfiguur (de Heilige Geest) met daar weer boven een grote, sterke hand van God. Die hand was, enigszins grimmig in mijn opinie, voorzien van twee allesziende ogen waarmee gereformeerden in die tijd, en zij niet alleen, ongetwijfeld vertrouwd waren.

Kees Buurman nam dan wel afstand van het georganiseerde geloof, de kerk, maar niet van religie. En ook daarmee is hij een typisch voorbeeld van de jaren zestig. Zijn vriend Jan Maaskant verwoordde het zo: ‘Zo’n gereformeerde opvoeding, zoals ik ook heb gehad, pakte bij ons nogal ingewikkeld uit. Je had geleerd zelf in gesprek te zijn met het mysterie, geduid in termen van de Bijbel: protestanten dulden geen tussenpersoon zoals een priester. Je wist toen je klein was nog wel wie God was, maar dat beeld was niet meer bruikbaar toen je volwassen werd. Ik zie de wens van Kees om alles opnieuw vorm te geven en te duiden als een blijvend verlangen naar het mysterie waar hij al in zijn vroegste jeugd mee vertrouwd was geraakt.’ Kees Buurman bleef verlangen naar het leven en het werken vanuit één bron. Oosterse filosofieën werden in die tijd door talloze publicaties bekend. Kees Buurman voelde zich diepgaand aangetrokken door het zenboeddhisme.

Zo ontwikkelde hij zich van een figuratief tot een abstract werkende kunstenaar. Buurman wilde zo tot de kern, tot de essentie, komen. Zijn latere werken ontstonden doordat hij in één beweging, waar meditatie en concentratie aan vooraf waren gegaan, de tekens op het doek zette. Buurman raakte zo geboeid door de Japanse cultuur dat hij ook haiku’s (Japanse versvorm in 17 lettergrepen) ging schrijven en vliegers ging beschilderen. En hij bekwaamde zich in het Kyudo, het Japanse boogschieten, waarbij de voorbereidingen tot het schot was omgeven met talloze ceremoniële voorbereidingen. Wanneer de concentratie volledig bereikt was, zou de pijl als vanzelf op het doel afvliegen… naar het middelpunt van de schietschijf. En was hij daar niet, getuige het bovenstaande citaat, altijd al naar op zoek? 

*******

Kees Buurman: Dubbel kruis, 1966. Schildering Petrakerk, 1965. Teken, 1977.

Buurmans schildering voor de Petrakerk heeft tot in 1993 aldaar gehangen totdat het gebouw het lot onderging van vele andere kerken uit de jaren zestig. Door het grote aantal kerkverlaters werd het overbodig: de Leidse gereformeerden gingen samen met de hervormden verder in de Bethlehemkerk. Het gebouw bleef evenwel bewaard. Omdat het een moskee werd, was er geen plaats meer voor Buurmans monumentale werk. Het is nu ondergebracht bij de Kees Buurman Stichting waar het, volgens de website, wacht op een nieuwe bestemming. Kees Buurman Stichting

Kees Buurman werd in 1933 geboren in Leiden waar zijn vader een drukkerij had. Als beoogd opvolger volgde hij daarom de opleiding tot directeur/bedrijfsleider in het grafische bedrijf en bekwaamde zich in alle grafische technieken, organisatie en kunstgeschiedenis aan de Grafische School in Amsterdam (1951-1954). Later volgde hij nog het derde leerjaar aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag (1958-1959), terwijl hij zich als beeldend kunstenaar vestigde in Leiden. Zijn werk ontwikkelde zich van figuratief in het begin geleidelijk via een meer expressionistische vorm naar geometrisch abstract in zwart en wit. In de Japanse cultuur vond hij elementen terug waarmee hij zich al jarenlang had beziggehouden: de leegte, de essentie van zwart en wit, het immateriële, de verbondenheid van kunst en religie. Hij combineerde zijn werk als vrij beeldend kunstenaar met dat als docent beeldende kunst - en vanaf 1970 ook als coördinator van alle creatieve cursussen - aan de Leidse Volksuniversiteit (1961-1978), aan de Academie voor Beeldende Kunsten in Rotterdam (omstr. 1965), aan de Academie Minerva in Groningen (1980-1981) en bij de Christelijke Hogeschool van de Kunsten Constantijn Huygens in Kampen (1979-1986). Hij was woonachtig in Leiden waar hij lid was van het Leids Schilder- en Tekengenootschap Ars Aemula Naturae. Ook was hij aangesloten bij de Vereniging van beeldende kunstenaars 'Buut 110' en de Beroepsvereniging van Beeldende Kunstenaars. (wikipedia)

Literatuur:
* Kees Buurman (1933-1997). Doris Wintgens Hötte (red.). Tentoonstellingscatalogus Stedelijk Museum de Lakenhal 2000/2001. De tekst van Kees Buurman op p. 60; het citaat van Jan Maaskant op p. 37-38.
* Hein Reedijk, ‘Kees Buurman: het kleine moment van het zien’ in: In het spoor van de Liefde. Japans-Nederlandse ontmoetingen sinds 1600. Tentoonstellingscatalogus Museum voor Volkenkunde, Rotterdam 1986.

Tanja Kootte is J.G. van Oord Jzn. conservator voor het Nederlands protestantisme, Museum Catharijneconvent, Utrecht.

ArtWay beeldmeditatie 25 oktober 2020