ArtWay

Kunstenaars openen onze ogen voor rijkdom en betekenis. Sandra Bowden

Artikelen

Christen en kunst - Calvin Seerveld

Christen en kunst

Interview met professor Calvin Seerveld door Pieter van Kampen
 
Prof. Dr. Calvin Seerveld is al jaren­lang als Kunsthistoricus en Hoogle­raar in de Esthetica verbonden aan het Institute for Christian Studies in To­ronto, Canada. Hij is getrouwd met een Nederlandse en kan onze taal goed verstaan en lezen, maar wat minder vlot spreken. Zei hij zelf. Hij staat in de lijn van het Calvinisme in zijn beklemtonen van de zgn. 'Cul­tuuropdracht'. Hij heeft vele publica­ties op zijn naam staan, die recht­streeks over zijn vakgebied gaan, maar ook te maken hebben met het genieten van kunst en muziek. Wellicht is zijn bekendste boek Rain­bows for a Fallen World, Regenbogen voor een gevallen Wereld. Hij schreef ook bundels met gedichten en teksten voor muziekstukken. Prof. Seerveld wordt niet moe om christenen op te roepen om 'cultureel' en 'artistiek' actief te zijn, niet omdat we er per se zo goed in zijn, maar omdat het voor ons mensen zo goed is.
 
Dr. Seerveld, welke plaats hoort de kunst in te nemen in het leven van een christen of een christelijke gemeen­schap?
 
Ik meen dat kunst in het leven van een mens een volwaardige plaats moet innemen, of die persoon nu gelovig is of niet. Ik zeg daarmee niet dat het een allesbeheersende plaats moet zijn. Kunst is niet het allerbelangrijkste dat er in het leven bestaat. Daarin lijkt de plaats van kunst wel wat op de rol die vitaminen in ons leven spelen. Hoewel je een hele poos kan blijven leven, als je niet genoeg vitaminen binnen krijgt, na een tijd krijg je te weinig ijzer in je bloed en krijg je dus bloedarmoede. Het is de moeite waard om geen bloedarmoede te krijgen! We moeten kunst niet gebruiken als een bepaalde 'heilsweg'. Je leven kan er echter wel zeer door veraangenaamd worden en door worden verdiept, verrijkt.
 
Hebt u het dan over iedere vorm van kunst? Of vindt u dat bepaalde vormen van kunst in ieders leven aanwezig moeten zijn?
 
Net als het beroepsmatig met dingen bezig zijn, appelleert kunst aan een dimensie van verbeelding in ons menszijn , die helemaal deel uitmaakt van ons creatuurlijk bestaan. Het is volgens mij daarom ook zo belangrijk om verjaardagsfeestjes voor onze kinderen te organiseren die van ver­beeldingskracht getuigen en het is ook belangrijk dat we een goede grap goed vertellen. Niet dat ik nu zelf zo'n goede moppentapper ben, maar ik kan er erg van genieten als men een grap goed vertelt. Of hoe je je met enige verve aankleedt. Het maakt het leven bijzonder en het maakt dat je je fantasie in werking stelt. Het gaat dus om verbeelding, om stijl, om de manier waarop je met de ander omgaat, met je man of je vrouwen noem maar op. Voor mij is dat alles erg belangrijk, het hoort bij een volledig leven! Dat zou ik 'de esthetische dimensie' van ons leven willen noemen. Het brengt ons tot een esthetisch leven.
 
Als dat alles nadrukkelijk in de aan­dacht staat, als daar het licht op valt, dan spreken we van kunst. Zo u wilt is kunst het in de schijnwerpers zetten van de dimensie van esthetica die ieders leven heeft. Ieder mens moet in zijn of haar leven een artistieke dimen­sie kennen. Daarvoor moet een plaats worden ingeruimd.
 
Om nog even op dat thema door te gaan, het is belangrijk dat ouders hun kinderen verhalen vertellen, en dan niet alleen bijbelverhalen, maar ook sprookjes. Het is belangrijk dat moe­ders en vaders voor hun kinderen bij het slapen gaan liedjes zingen, slaap­liedjes of wat voor liedjes dan ook. Als het mogelijk is, is het goed dat kinde­ren muziekles krijgen. Dat ze de blok­fluit leren spelen of de piano. Het is de moeite waard dat onze kinderen goede illustraties in boeken zien; op het hele terrein dus van het voorlezen van een Bijbelverhaal, het luisteren of maken van muziek, het bezig zijn met poëzie, het vertellen van verhalen, overal doen zich mogelijkheden voor om het leven te ontwikkelen, om bepaalde schatten om ons heen ook op te gra­ven en te onderzoeken.
 
Als u 'kunst' moet definiëren, neemt u dus de breedst denkbare definitie?
 
Ja, voor mij is kunst iets dat amateurs kunnen doen, maar waar je ook 'pro­fessioneel' mee kunt bezig zijn. Kunst is voor mij eigenlijk het vermogen, het ambachtelijk kunnen, om de diverse nuanceringen in de wereld om ons heen te zien. (Het woord 'nuance' is me dierbaar.) En als je die nuances ziet, dan 'pak je ze in de kraag' en laat je ze ook aan je buurman zien of aan je kinderen of aan wie ook maar.
 
U ziet kunst dus niet als hobby, werk of tijdspassering, maar als levensstijl?
 
Ik meen dat men kunst wel op een amateuristische manier kan bedrijven. Ik meen niet dat iedereen geroepen is om als kunstenaar door het leven te gaan, net zomin als iedereen een on­derzoeker of wetenschapper moet worden. Iedereen wordt door de Heer echter wel geroepen om na te denken en om zijn of haar verbeelding vrij spel te geven. Kunst is iets dat een zekere mate van ambachtelijkheid vergt, dat meer gespecialiseerd is, dat meer geconcentreerd is ook. Alhoewel, zoals al gezegd, ook amateurs op hun wijze met dit hele spel mee kun­nen doen. De vrucht van kunstzinnig bezig-zijn, de ambachtelijk bekwame manier waarop mensen die 'kunste­naar' zijn hun werk produceren hoort wel op de een of andere manier bij ieders leven, al is het, nogmaals, niet hetgeen waarom alles in het leven draait.
 
Toch wordt kunst in het algemeen door christenen nogal stiefmoederlijk behandeld, vindt u niet?
 
Veel christenen van evangelische huize zijn inderdaad uiterst weinig met Kunst bezig of in Kunst geïnteres­seerd. In andere christelijke tradities, zoals de rooms-katholieke of de hoogkerkelijke stroming in de angli­caans Kerk is dat anders; daar staat men heel positief tegenover de kunst. Dat is, meen ik, een reden waarom in het verleden nogal wat kunstenaars die christen geworden zijn, aanslui­ting zochten bij de anglicaanse Kerk. De evangelischen zijn echter vaak bang geweest voor kunst, omdat men die ervoer, of dacht te ervaren, als een verzoeking die je bij het ware, het geestelijke, vandaan trok. Dat gevoel heeft in de kerk een lange geschiede­nis. Je moet de Griekse filosoof Plato noemen, die de indruk wekt dat het lichaam minder belangrijk is dan de ziel. Bijbelgetrouwe christenen zijn soms bunzig geweest voor kunst; met hun 'gereformeerde voelhorens' be­speurden ze maar al te duidelijk dat veel van wat in de kunst gebeurt hun geloof in de Heer niet echt zou verster­ken en verdiepen. Ze waren terecht wantrouwig, want veel seculiere kunst is ook niet goed voor je geloof, als je er tenminste niet kritisch mee om weet te gaan.
 
Dat gezegd hebbend, wil ik ook spre­ken over mijn dochter die danser en choreograaf is, die 'dansen' heeft omschreven als 'bidden met je benen'. Dat is een zaak die christenen die zo weinig op hebben met kunst zouden moeten begrijpen. Je kunt God dank brengen met je lichaamsbewegingen. Dat is iets dat regelrecht ingaat tegen de hele Platonische traditie, die zich op de absolute wereld richt, op de wereld achter deze wereld. In die tra­ditie staande, zeggen christenen ook­: 'Je moet alle aandacht aan de Heer geven.' Maar, tenminste in mijn tradi­tie, kan je ook in het hier en nu God al eer geven, met je lichamelijkheid, met je handwerk, met je zintuiglijkheid. Zo kan je God ook een lofoffer brengen. Dat is bovendien iets dat ook mijn buurman kan aanspreken. Dat kennen we toch allemaal? Als iemand de lei­dingen van mijn huis kan repareren, ben ik toch geweldig blij en dankbaar, vooral als het me niet teveel kost! Ik meen dus dat het gewone handwerk door christenen soms veel te laag geschat is, door christenen die maar het liefst heel snel naar de hemel zou­den willen gaan. Waar het echter om gaat is dat we hier, op deze aarde, met onze zintuiglijkheid en met onze lichamelijkheid druk bezig moeten zijn, opdat, als de Heer terugkomt, Hij blij zal zijn met de manier waarop we onze talenten hebben benut, ermee hebben gewoekerd. En Hij is helemaal niet tevreden, als we onze talenten in de grond hebben gestopt!
 
Onze bestemming is om als rentmees­ters van de Heer in zijn schepping actief te zijn. Dat houdt onder andere in dat we op het terrein van de ver­beelding Hem trouw moeten zijn. Wij moeten de hof beheren, die inderdaad wanhopig vervuild is geraakt, en dan bedoel ik niet alleen op het punt van het Milieu maar evenzeer op het ter­rein van de cultuur. De lucht die we inademen, maar ook de muziek die we inademen, de visuele indrukken die we opdoen, alles toont ons iets van de teloorgang van deze schepping. Het is, naar mijn mening, onze taak om als mensen die de Heer volgen iets aan deze schepping te doen; we moeten die schepping, waar het kan, omvor­men van een plaats waar veel kwaad is, tot een plek waar de Heer om kan glimlachen. Dat is onze taak, niet om stil te zitten wachten tot de Heer terug­komt en om zijn spoedige terugkomst te bidden. We moeten, integendeel, aan het werk zijn, opdat de Heer zich verheugen kan bij zijn terugkomst.
 
Bent u van uw kant ook niet kritisch op kunst?
 
Ja, dat ben ik; ik ben kritisch op heel veel moderne kunst. Dat geef ik o.a. weer in mijn boek Rainbows; het gaat daar over 'de Mo­derne Kunst en de Geboorte van een Christelijke Cultuur.' Daarin valt het dilemma waarin we verkeren wellicht het best aan te geven. Heel wat kunst is diep 'werelds' en nog destructief ook. Wij christenen moeten op de een of andere manier iets vinden dat die kunst kan vervangen. Aan de andere kant, moeten christenen het ook zich­zelf verwijten dat er zoveel 'slechte kunst' is; we hebben ons niet of nau­welijks met kunst beziggehouden. En waar christenen geen aandacht voor iets hebben, 'lopen die dingen naar de hel', letterlijk! Dus dat is iets waar we eens goed over moeten nadenken en waar we wezenlijk mee bezig dienen te zijn.
 
Hoe gaan we de ongelovigen om ons heen, die ons in de gaten houden, die willen weten wat voor mensen we zijn, hoe gaan we die mensen 'tot jaloezie verwekken'? Hoe kunnen we de dingen zo maken dat men geïntrigeerd is en zich afgaat vragen: waarom hebben ze zo iets interessants gemaakt, dat me bezighoudt? Dat kan plaatsvinden door onze muziek of zang, door onze ro­mans of onze schilderijen. Te vaak hebben christenen echter volstaan met te zeggen dat iets niet goed was. Dat kan wel zo zijn, maar het is veel moeizamer werk om dan zelf iets te produceren dat wel de moeite waard is. En dat is precies wat we moeten gaan doen. We moeten werk scheppen dat 'diep' is en dat echt artistiek is, dat de mensen diep raakt. Dat moeten we dan doen vanuit ons geloof en ons christelijk perspectief en inzicht. De mensen die hun dagelijkse portie op­pervlakkige kunst of kitsch voorge­schoteld krijgen moeten het verlangen krijgen eens op te letten wat hier hun nu wordt geboden.
 
Hoe is de kunst eigenlijk zo 'seculier' geworden?
 
Het secularisatieproces in de kunst heeft generaties lang in beslag geno­men. Wanneer dat precies begonnen is? Sommige geleerden zeggen: in de tijd van de Renaissance in de 15e en 16e eeuw! Anderen zeggen dat het in de tijd van de Verlichting begonnen is, in de 17e en 18e eeuw. Er zijn diverse antwoorden op die vraag te geven die alle hun verdedigers en critici hebben. Wat je wel kan zeggen is dat avant-garde kunst aan het einde van de vorige eeuwen het begin van deze eeuw zei: 'We willen niets meer te maken hebben met de traditie die in de tijd van de Renaissance begonnen is, die de hele werkelijkheid bekijkt vanuit een geopend raam. We willen onszelf uiten, zeiden de Duitse Expres­sionisten. We willen de werkelijkheid zo bekijken dat je meer perspectieven hebt, meer hoeken waaronder je iets bekijken kan, dan die ene, zeiden de Kubisten; Het gaat ons niet om 'foto­realisme' . Naar ik denk, heeft deze seculiere kunst, waarin aan God geen rol werd toegekend, wel een goede beoordeling en veroordeling van de Renaissance-idealen waarin schoon­heid afgodische trekken kreeg, gege­ven; immers, iedereen vergaapte zich aan de kunst en aan het vermogen van de kunstenaar. De kunst stond op een voetstuk, zoals Prof. Rookmaaker wel zei. Naar mijn mening geeft veel moderne kunst een goede kritiek op de oude, 'traditionele' kunst, waarin mensen werden 'meegezogen', omdat het allemaal zo fantastisch mooi was wat je zag! Soms ging het trouwens om 'boosaardige' schoonheid, als je de kunst van die tijd met feministische ogen bekijkt. Moderne kunstenaars hadden ontdekt dat kunst zich moet bezighouden met deze hele wonder­bare wereld, met zijn vele nuances, en niet doen alsof het slechts gaat om een fotografische weergave. Het gaat niet om een kiekje van wat we zien als we ons buiten het raam wagen.
 
Hoe kom je erachter of kunst echt seculier is?
 
Door de geestesgesteldheid ervan te proeven! Dat is natuurlijk een zaak die je snel ontgaat, het is uiterst subtiel en soms ook vluchtig. De enige manier om de geestgesteldheid van een kunstwerk te toetsen is om niet zozeer naar een werkstuk te kijken, maar te proberen om het hele oeuvre van een kunstenaar te bekijken. Zo kun je gaan zitten in een zaal in de Londense Tate Gallery, waar ongeveer twaalf abstracte schil­derijen hangen van Mark Rothko, alle­maal in zwarte en rode tinten. Je hoeft helemaal niet te weten dat hij deze werken maakte net voordat hij zelf­moord pleegde. Stel je voor dat je daar een kwartier lang gaat zitten, wat helemaal niemand doet, en je laat al die abstracte kleuren, die daar om je heen en door je heen golven, tot je bewustzijn toe. Dan kun je voor jezelf 'proeven' dat ze een geestesgesteld­heid uitstralen die je aantreft bij trans­cendente meditatie.
 
Natuurlijk is dat niet iets dat je aan een ander kan be­wijzen. Maar er is toch een soort 'lich­tende gestalte, een 'godheid' die ze­ker niet zo in de historie is 'ingedaald' als Jezus Christus is. Je moet dus het totaal werk van een kunstenaar zien te 'beproeven' en voor jezelf proberen woorden te vinden voor - ja wat is het juiste woord? - voor het perspectief, de levensbeschouwing, die dat werk op ons overdraagt. Wil het van ons dat we ergens boven deze wereld gaan zweven of wil het dat we de hele wer­kelijkheid gaan stukslaan?
 
Maar kan je verwachten dat de gemid­delde mens dat er allemaal uit haalt?
 
Het leren begrijpen van kunst lijkt wat op het leren van Grieks. Bijna ieder­een die zich inspant kan Grieks leren, met name als je in Griekenland woont! Zo gaat het ook met het leren begrij­pen van kunst. Dat leer je alleen door er redelijk wat tijd aan te besteden. De beste manier om kunst te gaan begrij­pen is om geregeld naar een museum te gaan met iemand die er meer van weet dan jezelf. Zo iemand kan je vragen stellen en dat helpt je verder op weg. Zo hebben we dat ook zelf gedaan, toen onze kinderen nog klein waren en in het wandelwagentje za­ten. Dan gingen we naar een Museum van Moderne Kunst en reden we naar een ultramodern schilderij en vroegen we hen wat ze ervan vonden. 'Is dat het rood van een brandweerauto? Is dat rood slecht? is het gelukkig? Is het ziek? En die vorm? Maakt die vorm je blij of juist bang? En dan reden we met hen naar het volgende schilderij. Je moet als het ware 'de taal' van de schilderij meester zijn om het geheel te kunnen begrijpen.
 
Natuurlijk lijkt de kunst tegenwoordig niet echt op het Grieks, maar op iets veel moeilijkers! Iets dat een zodanig persoonlijke kijk van de kunstenaar weerspiegelt en daarin zo 'obscurant' is dat ook mensen met een stuk oplei­ding in kunst het soms moeilijk vinden om de taal ervan op te pikken. Dan wordt kunst een elitaire aangelegen­heid.
 
Moet kunst altijd 'mooi' zijn?
 
Mijn idee van kunst is dat het subtiel moet zijn, vol nuances en haast ijl, vluchtig. Er moet een goede 'ambigui­teit' in schuilen. Met andere woorden, kunst richt zich op de nuances in Gods schepping; daarom hoort kunst ook iets van die hoedanigheid te hebben, of het nu om een schilderij of om een gedicht.
 
Kunst die een bepaalde harmonie overdraagt hoort tot de kunst en het­zelfde geldt voor kunst die een be­paalde schoonheid overdraagt. Maar dat is niet de bepalende factor, meen ik. Maar al teveel christenen willen dat kunst alleen maar 'mooi' is, opdat ze zodoende de werkelijkheid niet onder ogen hoeven te zien. Schoon­heid heeft een element in zich van escapisme, van het verlangen om aan de realiteit te willen ontvluchten. De wereld is immers heel vaak niet mooi. Een christen-kunstenaar met gevoe­ligheid kan in deze wereld anderen mensen toch helpen om de dingen echt te zien! En niet door met schoon­heid een laklaag over de echte wereld heen te leggen.
 
En hoe staat het met lelijkheid?
 
Ook 'lelijkheid' is een moeilijk vast te pinnen begrip. Ik had eens een stu­dente van het Chinese vasteland, die als studie-opdracht had om 'lelijke kunst uit het Westen' te bestuderen. Stel je voor, dat was haar opdracht! Met name hield ze zich bezig met het werk van een Canadese kunstenaar, Mark Print, die mensen afbeeldt die aan vleeshaken hangen ... Ook schildert hij hoe delen van mensen in de winkel aan anderen verkocht worden. Dat is echt destructieve kunst. Maar weet je, Print is jood en heeft zoge­zegd de Holocaust net achter zich gelaten. Hij probeerde iets over de werkelijkheid te zeggen. Het is alleen bijzonder verschrikkelijk om naar te kijken. Zijn kunst bevat zeker een boodschap, maar ik moet er niet aan denken dat ik zo'n stuk in mijn huiskamer zou hebben hangen.
 
Maar 'lelijkheid' in de beroemde Krui­sigingsscène van Matthias Grünewald is heel anders. De groene en bruine tinten in de achtergrond en de manier waarop Christus daar hangt, met de 'rigor mortis' al in zijn uitgerekte ar­men, de vingers die het bijna begeven onder het gewicht van het lichaam dat aan een kruis hangt, het is alles aan­grijpend. Het is niet aangenaam om naar te kijken, niet alleen, omdat het om een kruisiging gaat, maar vanwege de lelijkheid, de gebrokenheid, de pijn die zo wordt weergegeven dat het bij de toeschouwer mededogen oproept. De prenten van Mark Print roepen bij ons alleen maar onbehagen en wal­ging op; ze stoten ons af. Als iets lelijk is, hoeft het echter nog geenszins destructief te zijn.
 
Is dat werk van Print dus geen kunst?
 
Het is stellig wel kunst! Maar het is geen kunst die ik in mijn kamer zou willen hebben hangen. Het is ook kunst die, zoals ik dat in Mark Prints prenten zie, voornamelijk wil shocke­ren, waar een geest van afgrijzen aan toegevoegd is. Het werk van Anselm Kiefer, die momenteel bekend begint te worden, is vaak op lood gedaan. Een heeft als titel Multatuli, net als de Nederlandse schrijver uit de vorige eeuw. Er wordt prachtig gras op afge­beeld, maar het geheel is op lood geschilderd, zodat het op een som­bere, existentialistische, manier de vergankelijkheid van dat heerlijke gras afbeeldt, als de bommenwerpers uit de lucht komen schieten en alles tot gesmolten puin wordt omgevormd. Toch is daar nog een element, een element van tederheid haast, dat ont­breekt in het werk van Print. Dus kom ik terug bij wat ik al eerder zei: kunst heeft voor mij te maken met, op am­bachtelijke wijze, een kennis van een bepaalde werkelijkheid op te roepen die je als mens heel snel kan ontgaan. De geestesgesteldheid die je in een werk moet ontdekken kan in twee rich­tingen gaan. De kunstenaar kan in feite zeggen: ook ik ben innerlijk kapot van de realiteit die ik hier laat zien. Of hij zegt: eigenlijk geniet ik er wel van om je deze verwoesting te laten zien.
 
Is de moderne kunst als zodanig meer 'abstract' dan andere vormen van kunst? En mogen christenen ook zulke abstracte kunst maken?
 
Alle Kunst kent een zekere mate van abstractie. Kijk naar oude Russische iconen, waarop heiligen staan afge­beeld. Zo zagen die mensen er niet echt uit! Maar we beseffen dat het hier wel degelijk om mensen gaat. De moderne kunst laat vaak meer het silhouet van de dingen zien, terwijl in de traditie van de Renaissance het ging om de blik uit het raam, waar een heel tafereel zich voor je blik ontrolde. Alle kunst heeft dus een zekere mate van abstractie in zich. De vraag zal dus wel zijn: kunnen en mogen chris­tenen ook zulke abstracte en non-figuratieve werken maken als b.v. een. kunstenaar als Jackson Pollock heeft gemaakt? Mijn antwoord zou luiden: christenen mogen en kunnen muziek maken, die naar zijn aard heel abstract is; er is geen enkel spoor van figuratieve kunst in muziek. Als je verhalen vertelt is dat een sterk abstract gebeuren. Hoe zit het dan met de schilderkunst?
 
Ik meen dat nagenoeg elk denkbaar soort schilderij bij kijkers een reactie kan oproepen: wat heeft God toch geweldige kleuren in zijn schepping gelegd! Dat zou een goede reactie zijn. Hoe je vandaar verder moet gaan? In de jaren '60 ging de minimal art in New York terug op de elemen­taire, prismatische kleuren die ook een man als Mondriaan gebruikte. Je kon het 'hoekige' en het 'harde' van kleuren zien, hoe deze kleuren met elkaar vibreren, als ze naast elkaar worden aangebracht. Dat is wel interessant om te zien, maar het gaat al gauw vervelen. Na een poosje leer je het alfabet van kleuren kennen en merk je dat kleuren werke­lijk iets fantastisch zijn! Kleuren zijn als bloemen; ze zijn glorieus en zeer de moeite van het opmerken waard! Als een kunstenaar door zijn abstracte kunst een ander daarop opmerkzaam kan maken, kan meehelpen dat die ander zich verheugt dat we niet in een wereld van alleen wit en zwart leven, maar dat we een wereld hebben in de kleuren van de regenboog, dan heeft die kunstenaar die ander een wezen­lijke dienst bewezen.
 
Bestaat er een christelijke visie op kunst?
 
In Spreuken 8 wordt gesproken over de wijsheid die in den beginnen bij God was. Net als veel uitleggers, meen ik dat de wijsheid verwijst naar de Heilige Geest. De Heilige Geest heeft er van genoten om aan Gods zijde te zijn en met de mensheid te 'spelen'. Daarvan lezen we ook in Psalm 104. God heeft namelijk fantastische schepselen gemaakt, walrussen en walvissen, maar ook kippen, die witte eieren leggen, waarvan de kalk weer heel goed is voor ons beender­gestel. God heeft, met andere woor­den, een geweldige verbeelding en heeft die geuit door ons te maken zoals we zijn, zodat we ook elkaar kunnen boeien. De Heilige Geest ge­niet ervan, geloof ik vast, als mensen hun verbeelding en creativiteit gebrui­ken. Het is een gave van de Heilige Geest, als mensen talent hebben om kunst te maken. Kunstzinnigheid komt van Hem! Als men weet hoe men een goede vader of moeder moet zijn, is dat een gave van de Heilige Geest.
 
Er is een passage in Exodus 31, waar we lezen hoe een zekere Aholiab en Bezaaleel op een speciale wijze de Heilige Geest ontvangen om alle voor­hangsels een alle voorwerpen voor de tabernakel te maken. Dat is niet zo­maar Gods zegen op kunst omwille van zichzelf, maar het een zegen van God op dingen die goed, ambachtelijk ­goed, gemaakt zijn. Rembrandt had die gave, net zoals een vrouw die naait op haar manier en in haar mate van begaafdheid, die gave ook heeft. Dat is de boodschap van Exodus 31. Met andere woorden, een vrouw die kleren verstelt voor haar buurman, doet dat in feite ook voor de Heer. Dat is wat het wil zeggen dat het een gave van de Heilige Geest is. Ze kan verwij­zen naar iedere handeling die met bekwaamheid en met deskundigheid uitgevoerd wordt. Ik heb het al over de loodgieter gehad, die bij mij afvoerpij­pen komt repareren. Ik kan het hebben over een visser of vishandelaar. Ik ben zelf de zoon van een vishandelaar. En weet je, de manier waarop mijn vader in een haal een vis kon fileren, voor het aangezicht des Heren! Met een rake klap spleet hij de rug van een makreel open, zodat er geen vlees meer op de graat zat; hij was met een haal volmaakt gefileerd. Daarover heeft Exodus 31 het ook. Op die hoeda­nigheid, bekwaamheid, ambachtelijk­heid, hoort een christen ook te letten als het gaat om schilderkunst of om beeldhouwkunst, het schrijven van liedteksten, het vertellen van verhalen. Dat zijn allemaal vermogens, gaven, die we van de Heilige Geest krijgen. Dat zijn zaken die we op de een of andere manier aan onze God moeten 'teruggeven', op een wijze waaruit trouw spreekt.
 
Er zijn veel christenen die niet zo op deze wereld gericht zijn, maar meer op de toekomende wereld. Vindt u dat eigenlijk onjuist?
 
Als ik neerslachtig ben of pijn voel, wil ik ook wel eens bidden: Heer, komt u alstublieft spoedig weer! Maar dan weet ik: als de Heer terugkomt, krijgen we een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Dan ben ik nog steeds een schepsel, een mens. Dan word ik geen engel! Dan kan ik nog steeds dingen doen met mijn lichaam en met mijn handen. Dat is echt belangrijk voor me. Met andere woorden, ook ik leef in de verwachting van de wederkomst des Heren, maar ik wil niet 'hier' al leven alsof mijn bestemming alleen maar 'daar' ligt! Ik ben daarin niet aards gezind. Ik denk graag eraan dat Chris­tus gezeten is aan de rechterhand van God; ik denk dus aan 'hemelse dingen' als ik aan Hem denk. En Hij komt te­rug, naar deze aarde!
 
Paulus spreekt daar ook over en ook wij was wel eens terneergeslagen. Dan zegt hij zoiets als: ik zou liever ontbonden en bij Christus zijn, maar ik weet dat het beter is dat ik nog een poosje bij jullie blijf. Zolang ik kinde­ren heb en buren, met name ook buren die de Heer nog niet kennen, is het beter dat ik hier op aarde ben. Het is beter dat ik op mijn eigen manier, heel stilletjes, ook door mijn ambachtelijk bezig-zijn, hun laat zien dat er een Heer is in de wereld. Dat hoeft niet de hele tijd te betekenen dat ik dat expliciet doe. Als mens wil ik op zich al graag met mijn handen bezig zijn, met kunst, of met vis, of met wat dan ook, als het maar iets is dat ik met mijn handen kan doen. Als je dat wil, dan kan je heel goed een geestelijk mens zijn. Je kunt heel goed "je geest ver­heffen in de hemel, wat Christus is, gezeten aan de rechterhand van de Vader" en tegelijkertijd dansen, "met je beenderen tot Hem bidden".
 
Hoe moedigt u christenen aan om artistiek bezig te zijn?
 
Je moet christenen tot artistiek bezig­-zijn aanmoedigen door hen ertoe te brengen tijd te besteden aan goede voorbeelden van kunst. Daarom vind ik het zo belangrijk dat ouders hun kin­deren voorlezen. Dat ze de verhalen ook met zoveel fantasie en verbeel­dingskracht voorlezen als ze maar kunnen! Dat het goede verhalen zijn. We hebben het al gehad over het be­lang -niet het superbelang! - van kunst in het leven van mensen. Dat moet je hele leven feitelijk door­trekken. Het hoeft niet om iets groots te gaan, of iets luids of schreeuwerigs. Het hoeft niet zo nadrukkelijk de aan­dacht te trekken. In feite moet je ook daarin gedisciplineerd zijn.
 
Hoe zou de christelijke gemeenschap gelovige kunstenaars moeten steu­nen?
 
De relatie tussen de christelijke ge­meenschap en kunstenaars is meestal maar een zwakke en ook aangevoch­ten verhouding geweest. Kunstenaars hebben soms wel de kans gekregen om het kerkblad vorm te geven, een ontwerp te maken of iets voor het inte­rieur van een kerkgbouw te maken. Het zou echter ook heel belangrijk zijn, als een gemeente besefte dat haar kunstenaars op een zendingsveld werkzaam zijn! Men zou eens een jaar een kunstenaar financieel moeten ondersteunen, hem een salaris bieden om kunst te vervaardigen die in de wijk geplaatst zou kunnen worden. Nu eens niet binnen het kerkgebouw, maar juist erbuiten! Dat zou kunste­naars bovendien helpen te beseffen dat het bij kunst niet alleen om henzelf en hun kunst gaat, maar ook om de andere mensen, die ernaar kijken en ervan genieten.
 
De christelijke gemeenschap kan ook kunstenaars helpen door hun kunstwerken te kopen, door er aandacht aan te schenken, door de taal en het idioom van de kunst te gaan begrijpen. Het meest eenvoudig zou de kloof tussen de kerk en de kunste­naars kunnen worden overbrugd en de wond geheeld worden, als de kerk christenen die kunst maken onder haar vleugels zou nemen en hen din­gen laten maken die het leven mooier maken, het een diepere dimensie geven. Laat christenen maar eens een werkstuk van hun eigen kunstenaars kopen, in plaats van geld uit te geven aan een prent van Picasso, die hen hoe dan ook drie maal zoveel geld zou kosten.
 
Gepubliceerd in Opbouw, 1992.