ArtWay

Kunstenaars openen onze ogen voor rijkdom en betekenis. Sandra Bowden

Kerk en kunst -> Artikelen kerk en kunst

Oog voor het oog - Marleen Hengelaar-Rookmaaker

Oog voor het oog, ruimte voor heel de mens 

door Marleen Hengelaar-Rookmaaker 

Kunst en kerk anno 2013

Volgens het Kaski onderzoek van de Radboud Universiteit uit 2010 organiseert ca. 30 % van de protestantse kerken iets met kunst in de kerk, dat is meer dan 600 protestantse kerken, en 20% van de katholieke kerken, dat zijn er zo’n 400. Opmerkelijke cijfers. Met name dat er inmiddels meer aandacht is voor kunst in de protestantse kerken dan in de katholieke, die toch een rijke traditie kennen op dit gebied. In de katholieke wereld is echter door verschillende oorzaken in de loop van de vorige eeuw het elan op kunstgebied ingezakt.  

In de protestantse kerken die nu met PKN worden aangeduid, heeft zich daarentegen sinds de jaren vijftig een stille maar niet te stuiten omwenteling voorgedaan. Men kreeg aandacht voor de kerkgebouwen waarin werd gekerkt en de inrichting daarvan, men zocht kunstenaars om met name schilderingen, ramen, paramenten en een enkel beeld te vervaardigen, men ging tentoonstellingen organiseren en kunstwerken gingen een rol spelen in de preek en het kerkblad.  

Sinds de opkomst van de beamer is er een medium dat om beelden vraagt bijgekomen. Maar die vind je juist weer minder in de PKN en de katholieke kerk en meer in de kleine gereformeerde kerken en evangelische gemeenten. Daar is het beeldgebruik de afgelopen jaren dan ook schoorvoetend op gang gekomen – en niet alleen op de beamer, maar ook in het kerkgebouw zelf.   

Waarom deze nieuwe openheid voor beelden?   

Die is allereerst te danken aan een groeiend besef van de eigenheid en kracht van het beeld. Hand in hand hiermee ging men vraagtekens zetten bij Calvijns voorzichtige visie op kunst in de kerk, die in de tijd van de Reformatie misschien wel nodig was, maar na zoveel jaren toch versoepeld zou mogen worden.   

Ook zag men in het beeld een correctie op de alleenheerschappij van het woord dat vooral het verstand aanspreekt. Door de omarming van het beeld konden woord en beeld samen gaan optrekken, waardoor in meerdere mate de hele mens kon worden aangesproken.  

Verder vraagt de huidige beeldcultuur om een hernieuwde bezinning op het beeld. De mens van nu is er zo aan gewend alles via beelden voorgeschoteld te krijgen dat de kerken hierbij niet kunnen achterblijven. Daar valt echter nog wel meer over te zeggen, want passief beelden consumeren is wat anders dan actief naar beelden kijken om ze echt te verstaan. Zeker als het om subtiele en meerduidige beelden gaat. 

Ten slotte, en dat is misschien iets wat de ontwikkelingen van de komende jaren zal gaan bepalen, vraagt het beeld om rust. Kijken naar beelden om ze op je in te laten werken, doe je in stilte. Dit sluit aan bij het verlangen naar stilte en rust in onze tijd. Niet voor niets zijn in zoveel huisinterieurs Boeddhabeeldjes te vinden. Als ik spreek voor mezelf, hoef ik in de kerkdienst niet wéér met een overvloed aan woorden en beelden gebombardeerd te worden, maar zoek ik daar rust om tot mezelf te kunnen komen en van daaruit tot God. Taizédiensten zijn populair, omdat ze bij deze behoefte aansluiten. Het is dan ook goed mogelijk dat we de komende jaren langzaamaan van een belevingsliturgie naar een verdiepingsliturgie zullen gaan, waar minder meer is. Naar een meer meditatief gebeuren, waar het niet meer gaat om uitbundige doch oppervlakkige emoties, maar om doorleving en bezinking. Een grotere plaats voor het stille maar veelzeggende beeld kan hier zeker een belangrijke rol in spelen.

 

Oog en oor, hoofd en hart

Het is niet mijn bedoeling woord en beeld tegen elkaar uit te spelen. Ze zijn verschillend van karakter en werking en daarom kunnen ze elkaar juist goed aanvullen. De katholieke kunsthistoricus Frits van der Meer zei: ‘Het woord is hoger, maar het beeld is dichterbij.’ Met woorden kun je ingewikkelde betogen en scherpzinnige redeneringen opbouwen. Het evangelie met zijn ins en outs kun je alleen uitleggen met woorden. Maar beelden maken concreet. Ze laten je de dingen zien en de gevoelswaarde ervan ervaren. We zien Jezus bang en vertwijfeld in de hof van Getsemane en een engel die hem komt troosten. Zo brengen ze het evangelie dichterbij, dichterbij ons hart. Beelden spreken diepere lagen in ons aan dan die worden bereikt door ons verstand.  

Het beeld doet ook een beroep op onze verbeelding. Je moet je erin inleven en zelf de betekenis van een en ander gaan ontdekken, wat tegelijkertijd betekent dat het afgebeeldene meer voor je gaat leven. Jezus sprak niet voor niets bij voorkeur in gelijkenissen en beelden. ‘Ik ben de ware wijnstok, ik ben de goede herder.’ Je vraagt je af wat dat precies betekent en je stelt je voor hoe Jezus voor jou als schaap zorgt. Beelden scheppen een ruimte voor de verbeelding om in te vertoeven en rond te dwalen, op onderzoek uit te gaan en nieuwe dingen te ontdekken, over jezelf, over de werkelijkheid en over God.

 

Calvijn

Als beelden zoveel goeds kunnen bewerken, waarom keerde Calvijn zich dan tegen kunst in de kerk? Calvijn keerde zich vooral tegen de devotiepraktijken in zijn tijd en niet zozeer tegen kunst op zich. In zijn Institutie laat hij zich eerst negatief uit over beelden in de kerk en over het afbeelden van God en Christus, maar verderop ziet hij kunst als een goede gave van God en verdedigt hij de plaats van kunst in het leven van een christen.  

In lijn met het tweede gebod stelde Calvijn echter dat het verkeerd is om beelden te aanbidden of ook via beelden tot God te bidden. Wat daar vooral mis mee is, meende hij, is dat je de aanwezigheid van God daarmee beperkt tot bepaalde beelden en plaatsen, terwijl God altijd bij ons is en we overal tot hem kunnen bidden. Daarom verwijderde Calvijn niet alleen de beelden uit de kerk, maar sloot hij door de weeks ook de deur van de kerk. Want we kunnen ons altijd en overal met God verbinden.  

Beelden werken volgens Calvijn bovendien een manipulatieve omgang met God in de hand. Ik ga naar het beeld, bid en steek een kaarsje aan en denk dat God me dan meer genegen zal zijn. Het gevaar van God willen manipuleren ligt sowieso altijd op de loer. We willen God zo graag beheersen. Het is veel moeilijker om er gewoon op te vertrouwen dat God met ons is en ons echt het beste zal schenken.  

Ten derde meende Calvijn dat Gods majesteit en ook die van Christus niet gevangen kan worden in beelden. ‘Er is niets meer ongepast,’ zei hij, ‘dan God die onmetelijk en onbegrijpelijk is te willen reduceren tot 1 meter50.’ M.a.w. onze afbeeldingen zullen altijd tekort schieten, God is altijd groter. God is niet alleen de onuitsprekelijke, hij is ook de onafbeeldbare.  

Dit is zondermeer waar, maar het is daarentegen de Bijbel zelf die ons vele verbale beelden van God aanreikt: God is onze rots, onze burcht, onze herder en vader. God is als een oude wijze grijsaard en als een moederkip, druk in de weer om haar kuikens te beschermen. We hebben als mensen beelden nodig om God concreet te kunnen maken voor onszelf en het is dan ook niet verwonderlijk dat de Bijbel ons die ruimte ook schenkt. Ook voor visuele beelden. 

Daarom nu weer terug naar kunst in de kerk in onze tijd.

 

Een bedding van schoonheid en betekenis

Als ik nadenk over een kerk waarin ook plaats is voor het oog, komt bij mij allereerst het begrip schoonheid bovendrijven. Daar begint het voor mij mee. Met aandacht voor het gebouw van samenkomst en zorg voor het interieur. Want God is een God van schoonheid en oneindige creativiteit. Hij schiep de avocado en de adelaar, de wezel en de watermeloen. Denk aan de schoonheid van de Bijbel: de Psalmen, Genesis 1 of de beeldende taal van Jesaja. Denk aan alle voorschriften voor de bouw van de tabernakel. Bijvoorbeeld voor de ark die gemaakt moest worden van acaciahout, overtrokken met zuiver goud, met twee gouden cherubs aan beide uiteinden. Hoezo geen beelden in de kerk? 

Ik vind het zelf altijd heel moeilijk, zo niet onmogelijk, om in een lelijke kille kale kerkzaal innerlijk mee te gaan in de eredienst. Voor mijn gevoel – letterlijk – klopt er dan iets niet. Een eredienst vraagt voor mij om een bedding van schoonheid. Dan denk ik in eerste instantie aan zaken als de preekstoel en de avondmaalstafel, het doopvont, de Bijbel op de lessenaar, de kleuren, het invallende licht. Pas in tweede instantie voegen zich daar de muurschilderingen, de gebrandschilderde ramen, een kruis of reliëf als elementen van schoonheid en betekenis aan toe. 

Want kunst in de kerk is natuurlijk ook een bron van betekenis. Het eigene van goede kunst is dat ze niet alleen iets weergeeft, maar ook de betekenis van het afgebeeldene laat zien. Kunst is niet alleen maar een plaatje bij een praatje, maar spreekt ook zelf. Zo kan kunst ook aan bijbelexegese doen, wat besloten ligt in hoe een werk een en ander uitbeeldt. Wat staat centraal, welke kleuren zijn gebruikt en welke symboliek? Kunst kan zo de oude verhalen van de Bijbel op een nieuwe manier voor de mens van nu ontsluiten.

 

Kwaliteit

Dan kom ik nu bij de heikele kwestie van kwaliteit, want we moeten oppassen onze kerken niet open te stellen voor allerlei amateurkunst. Dat zie ik de laatste jaren helaas maar al te vaak gebeuren.  

Kwaliteit berust m.i. op drie pijlers:

1) kwaliteit van vorm, waarbij het gaat om een vakkundige weergave en goede compositie e.d.

2) kwaliteit van inhoud, waarbij het gaat om diepgang en een zekere subtiliteit en gelaagdheid, waarbij het werk niet in een oogopslag duidelijk is maar zijn geheim pas bij langer kijken prijsgeeft.

3) eigenheid en originaliteit, waarbij de kunstenaar op een eigen manier zijn onderwerp uitbeeldt – geen dertien in een dozijn – en ons iets nieuws laat zien. 

Waarom is kwaliteit belangrijk? Omdat God en de plaats waar wij samenkomen om hem te eren het beste verdienen. Omdat kwaliteit zichzelf bewijst. Als er geen kwaliteit is, dan gaat een werk gauw vervelen, het is oppervlakkig en je bent er gauw op uitgekeken. Als er wel kwaliteit is, kan een werk een mensenleven en zelfs generatieslang mee.  

Maar wat doen we dan met het werk van enthousiaste amateurs? Het is toch belangrijk dat creativiteit kan opbloeien in een gemeente? Allereerst moet gezegd worden dat het onderscheid tussen een professionele kunstenaar en een amateur een glijdende schaal is. Een amateur kan soms heel goed werk maken en een professional soms wat minder werk. Zwart-wit is het dus niet. Maar over het algemeen zal het werk van een getrainde kunstenaar, die veel meer geoefend heeft, langer nagedacht heeft over zijn werk en veel meer ervaring heeft, beter zijn dan dat van een amateur. 

Ik denk dan ook dat er wel ruimte mag zijn voor het werk van amateurs in een kerk, maar niet een vaste. Hang het op voor een paar weken of maanden. Dat geldt ook voor gemeenteprojecten, waarbij gemeenteleden samen op een kunstzinnige wijze met een bijbels onderwerp aan de slag gaan. Om die werken te bekijken kan heel verrijkend zijn voor heel de gemeente, maar na een bepaalde tijd kan het de kast weer in. 

Het is dus van groot belang dat er voor de kunst in de kerk een commissie wordt ingesteld waarin ook deskundigen meedraaien, van binnen de gemeente of van buitenaf. Dit is des te belangrijker, wanneer een gemeente overweegt een opdracht te geven aan een kunstenaar voor een nieuw werk voor hun kerkgebouw.  

Dan rijst al snel de vraag wat voor kunstenaar dat dan moet zijn. Moet deze christelijk zijn of is dat niet zo belangrijk, zoals vanaf het midden van de vorige eeuw de heersende gedachte is geweest. Ik meen deze inschakeling van niet-gelovige kunstenaars te moeten zien als een zwaktebod van de kerk – er waren immers weinig goede eigentijds werkende christelijke kunstenaars voor handen – ook al is dit ook niet zwart-wit en heeft dit zondermeer geleid tot prachtige kunstwerken. Maar naar mijn mening kan het niet anders of het eigen geloof van een kunstenaar moet wel leiden tot een grotere doorleving en diepgang. Ik zie dit beroep op niet-gelovige kunstenaars dan ook als een overgangsperiode. Inmiddels zijn er vele professionele gelovige kunstenaars opgestaan en ik geloof dat het hoog tijd wordt dat kerken naar hen gaan kijken voor hun opdrachten.   

Dat brengt mij tot slot bij een dringende oproep: kerken, gemeentes, geef opdrachten. Schakel de kunstenaars in je midden in. En maak van de plaats van samenkomst een plaats van betekenis en schoonheid.

*******

Deze toespraak hield Marleen Hengelaar-Rookmaaker op 21 september 2013 tijdens het Symposium Kunst, Kerk, Kwaliteit van het Platform voor Kerk en Kunst.