ArtWay

Kunstenaars openen onze ogen voor rijkdom en betekenis. Sandra Bowden

Kerk en kunst -> Artikelen kerk en kunst

De kunst van glas-in-lood - Jan van Lier

De kunst van glas-in-lood, openbaring in licht   

door Jan van Lier

‘Het unieke van  glasschilderkunst is dat het materiaal waarop en waarmee geschilderd wordt, doorzichtig is  en door het wisselende licht van dag en  jaargetijde steeds opnieuw  tot leven wordt gewekt en van aanzien verandert. Het is een vorm van schilderkunst die als het ware ademt in directe verbinding met de elementen en het ritme van de natuur. Maar toch is het gebrandschilderd glas in zijn werking onaards. Het gloeit in kleuren die het daglicht niet bezit. Het schept vormen uit materie die uit stromend en krachtig licht bestaat. Zo wordt het glas-in-loodraam in de middeleeuwen tot zinnebeeld van de verheerlijking van het lichaam en de aarde. Op de ramen van kerken begint een nieuwe ordening, waarin al het stoffelijke door een heilig vuur wordt verteerd en tot bovennatuurlijke schoonheid wordt omgesmolten.’ Heinrich Lützeler, Inleiding in de filosofie van de kunst, Bonn 1934.

‘Het gebrandschilderd raam is geen weergave van een fragment van de werkelijkheid; het is geen schildering, omlijst door architectuur. Maar het raam wordt wel door de architectuur bepaald en is als zodanig het hoogtepunt van de metamorfose, het brandpunt van een transsubstantiatie, een “aanwezigheid” waarin de onzichtbare tekenen van de schepping zich manifesteren. In de muren van kathedralen, in de muren van iedere tempel herschept het raam de heiligheid van een oerruimte en wijst het ons bewustzijn op de voelbare nabijheid van God. Het gebrandschilderde raam is in wezen religieus. Het verbindt de natuurlijke met de bovennatuurlijke orde.’ Sylvie Forestier, Marc Chagall. De gebrandschilderde ramen, Haarlem 1987.   

1.  OORSPRONG, MATERIALEN EN TECHNIEKEN 

In de prehistorie maakte de mens al gebruik van glas dat ontstond door de intense hitte van vulkanen. De vervaardiging van glas nam een hoge vlucht door de uitvinding van de blaaspijp in de 2e of 1e eeuw v. Chr. Daarmee konden vloeibaar gestookte kluiten glas uitgeslingerd worden tot platte schijven die geschikt waren voor lichtdoorlatende afdichting van ramen. Zolang men nog geen grote glasplaten kon vervaardigen, werden kleine stukken in houten raamwerken of stenen roosters gevat. 

De Romeinen benutten tevens de dikke glasknoppen of ossenogen, die bij de glasfabricage aan het uiteinde van de blaaspijp werden afgebroken. Tot op vandaag worden ossenogen gebruikt als decoratief element. Drie ramen met ossenogen symboliseren de goddelijke Drie-eenheid op een annunciatie door Jan van Eyck (ca 1435). 

De toepassing van glas in ramen van kerkgebouwen begint in de 5e en 6e eeuw en verdringt dan het albast, een doorschijnende marmersoort. Albasten ramen zijn nog te zien in het mausoleum van Galla Placidia in Ravenna (ca. 450). Stenen vensters, gevuld met alleen gekleurd en niet gebrandschilderd glas, bleven favoriet in de islamitische architectuur. Begonnen als praktische raamsluiting werd daarbij ook een decoratief effect beoogd, evenals bij wand- en vloerbedekkingen met natuursteen en gebakken tegels. Door toevoeging van metaaloxyden aan de blanke glaspasta (een samensmelting van zand, soda en kalk) verkreeg men verschillende kleuren glas. Voor de eerste figuratie zal men gekeken hebben naar wandmozaïeken, waarin ook stukjes gekleurd glas werden opgenomen. 

Werkelijke glasschilderkunst begint bij het gebruik van glasverf en loodstrip. Loodstrips zijn  smaller dan stenen of houten sponningen. Lood laat zich buigen en zetten als metaaldraden bij het email clossoinné, die ‘dijkjes’ vormen waartussen verschillende kleuren glasemail gegoten worden. Glazeniers lieten zich behalve door wandmozaïeken ook door email inspireren. De Sainte-Chapelle in Parijs, gebouwd om Jezus’ doornenkroon te vereren, kan beschouwd worden als een immense uitvergroting van een met email versierde reliekschrijn. 

Toepassing van glasverf maakte het mogelijk tekening en schaduwwerking aan te brengen op  glas. Basisverf is grisaille of grauwverf, bruin of zwart van kleur, die in het glas versmolten kan worden. Met behulp van deze monochrome grisaille kan de glasschilder allerlei effecten van doorschijnendheid en sfeerwerking bereiken. Tot de oudste stukken glaskunst behoren twee hoofden van Christus (Lorsch, 10e eeuw en Wissembourg, 11e eeuw). Over de middeleeuwse techniek zijn we goed geïnformeerd door de Duitse monnik Theofilus in zijn tractaatDe diversarum artium (Over de verschillende kunsten) uit de eerste helft van de 12e eeuw. Wat later tot verschillende beroepen leidde, lag aanvankelijk in één hand: de fabricage van het glas, het ontwerpen van een raam en de vervaardiging ervan. 

De ontwikkeling en toepassing van nieuwe materialen en instrumenten verruimden telkens ook de artistieke mogelijkheden. Rond 1300 wordt het zilvergeel in gebruik genomen, een glasverf van zilverpoeder en zwavel die, op blank glas gebrand, een zachtgele tot dieporanje kleur opleverde waarmee fijner geschilderd kon worden. Midden 16e eeuw gaan verschillende kleuren emailverf het palet van de glasschilder met vele kleuren en tinten verrijken. Deze kunnen zo dekkend worden aangebracht dat het raam het licht eerder reflecteert dan doorlaat. Technisch is het dan mogelijk een venstervullende plaat blank glas te beschilderen als een paneel of doek. Toch blijven glazeniers de loodstrip toepassen als wezenlijk element van deze kunstvorm. Pas in de tweede helft van de 20e eeuw leidt het gebruik van glaslijm en nieuwe soorten glas tot ramen in alle afmetingen zonder loodstrip. 

2.  FUNCTIES VAN GLAS-IN-LOODRAMEN IN HET KERKGEBOUW 

1. Educatieve functie: een Bijbel voor ongeletterden en geletterden

Afbeeldingen in kerken worden wel beschouwd als een Bijbel voor mensen die analfabeet waren. Dit idee gaat terug op paus Gregorius de Grote (550-604), die schreef: ‘Afbeeldingen tonen aan hen die niet kunnen lezen maar wel kunnen zien wat de Schrift leert aan de geletterden.’ Het Concilie van Constantinopel (869-870) onderkende het belang van beelden ook voor geletterden die geloofswaarheden niet enkel met het verstand dienen te lezen: ‘Zoals wij allen dankzij de in het evangelie geschreven woorden tot het heil geraken, zo ondergaan wij allen, geletterden en ongeletterden (sapientes et idiotae), de werking van afbeeldingen met hun kleuren tot ons nut en voordeel.’ Dit heeft ook betrekking op kerkramen, die als een prachtig gekleurd prentenboek kunnen worden bekeken. 

Dat ze niet enkel voor ongeletterden zijn bedoeld blijkt uit toegevoegde Latijnse teksten of uit voorstellingen die zonder uitleg niet te vatten zijn. Kenmerkend voor middeleeuwse bijbelramen, zoals de romaanse Bibelfenster in de Dom van Keulen, is de zogenaamde typologische lezing. Personen en verhalen uit het Oude Testament worden gezien als voorafbeelding (prototype) van personen en verhalen in het Nieuwe Testament. Kunstenaars plaatsen ze daarom naast elkaar op het raam. Glasschilders vonden hiervoor veelal voorbeelden in geïllustreerde handschriften van de Biblia Pauperum, die waarschijnlijk in de 13e eeuw ontstonden. Overigens zijn lang niet alle kerkramen geschikt of bedoeld om beeld voor beeld bekeken en uitgelegd te worden. Daarvoor hangt het ‘schoolbord’ veel te hoog. Zulke ramen hebben duidelijk een andere functie dan de educatieve. 

2. Sacramentele functie: mystagogie van het kerkgebouw

Schrijvend over Marc Chagall noemt Sylvie Forestier gebrandschilderde ramen ‘het brand-punt van een transsubstantiatie’. Ramen vormen niet enkel de transparante scheiding tussen binnen en buiten, ze verbinden de natuurlijke orde met de bovennatuurlijke. Dat gebeurt doordat lichamen en dingen uit de materiële wereld die op het glas geschilderd zijn door de werking van het licht worden getransformeerd tot personen en verschijningsvormen van een geestelijke wereld. Wat in wezen onzichtbaar is, stelt zich present. 

Dat kan algemeen religieus worden beleefd en benoemd als ‘de heiligheid van een oerruimte’ of in persoonsgericht geloof als ‘de voelbare nabijheid van God’. Dit was ook de intentie van abt Suger (ca.1081-1151) bij zijn creatie van een krans van straalkapellen en gebrandschilderde ramen rond het koor van de klooster Saint-Denis bij Parijs. Deze ‘vitraux très sacrés’ moesten heel het kerkgebouw vullen met een gewijde sfeer. In het licht van gebrandschilderde ramen kan God neerdalen, zoals Christus zich in de eucharistie presenteert in de geconsacreerde gaven van brood en wijn. Altaar, kruis en liturgische gewaden liet Suger bezetten met goud en edelstenen als symbool van Gods glorie of, sterker nog, als sacrament van Godsontmoeting. 

3. Symbolische functie: ruimtelijke ordening van het geloof

Kerken zijn bij voorkeur geöriënteerd, d.w.z. met het liturgisch centrum gericht, naar het oosten, de streek waar de zon opkomt en vooral waar Christus, het Licht van de wereld, werd geboren en gekruisigd en uit de dood opstond. Dat zijn de meest voorkomende thema’s op de ramen van het koor. Het westen, waar de zon ondergaat, is de streek van het einde der tijden en dus van Christus’ wederkomst voor het laatste oordeel. Na de steensculpturen werden ook de rozet en andere ramen in de westgevel aan deze mysteries gewijd. 

Het kerkgebouw zelf wordt opgevat als het lichaam van Christus, wat mede leidde tot de kruisvorm: het koor is Jezus’ hoofd, de transepten zijn armen. Uitgestrekt naar noord en zuid omvatten ze alle volken en heel de geschiedenis: verleden, heden en toekomst. Op de ramen van het noordelijk transept kunnen we daarom voorstellingen vinden uit Genesis, eerste boek van de joodse Bijbel, in het zuidelijk deel uit de Apocalyps, laatste boek van de christelijke Bijbel. Een andere invulling is: de verheerlijking van Maria, vrucht van het Oude Testament, op het noorden en de verheerlijking van Christus op het zuiden. Daarmee hernemen christenen formaties uit Grieks/Romeinse tempels met beelden van de zonnegod Helios/Apollo en de maangodin Silene/Luna tegenover elkaar. 

De donkere noordzijde van het kerkgebouw werd in de middeleeuwen beschouwd als symbool van het Oude Testament (jodendom) en de lichte zuidzijde van het Nieuwe Testament (christendom). Dikwijls wordt deze tegenstelling overstegen in het beeld van het Hemels Jeruzalem, waarin God ‘alles in allen’ zal zijn. Dan staan levensgrote stamvaders en profeten van Israël en de apostelen van het Nieuwe Verbond in de hoge ramen van de lichtbeuk broederlijk bijeen, verwijzend naar de visioenen van Ezechiël (48:30-35) en Johannes van Patmos (Openbaring 21:9-14). Met deze symboliek, waarop eindeloos wordt gevarieerd, wordt heel het christelijk geloof gevisualiseerd dat in de kerk wordt gevierd en gecommuniceerd. 

4. Sociale functie: opbouw en expressie van de gemeenschap

Gebrandschilderde ramen weerspiegelen ten slotte ook het geloof en de geschiedenis van de lokale gemeenschap. Ze tonen welke heiligen in deze kerk bijzondere verering kregen, welke gilden hier in de middeleeuwen bestonden of welke families en individuele personen hebben bijgedragen aan onderhoud en verfraaiing van het kerkgebouw. Schenkers van ramen hebben zich daarmee ingeschreven in de geschiedenis van de gemeenschap rond een kerk. De expressie van hun  geloof en kerkbetrokkenheid stimuleert nieuwe generaties op deze weg voort te gaan.     

3.  STIJLPERIODEN EN MODERNE GLASKUNST 

Als onderdeel van de architectuur gaat het glas-in-loodraam mee in de ontwikkeling van bouwstijlen en visies op het kerkinterieur. 

De romaanse stijl heeft twee gezichten. Sommige romaanse kerken zijn helder en sober, andere mysterieus en uitbundig. De toepassing van glas-in-loodramen begint pas tegen het einde van de romaanse periode op gang te komen. Het gebrandschilderd glas neemt aanvankelijk een bescheiden plaats in naast mozaïek, muurschildering en beeldhouwwerk in steen en hout. Mede door de kwetsbaarheid van de materialen zijn er maar weinig gave romaanse ramen bewaard gebleven. Romaans is de monumentaliteit van figuren in het platte vlak (als van iconen in een oosterse kerk) en een eenvoudige kleurstelling. 

In de gotiek ontstaat een ander soort kerkgebouw met als dragende elementen de spitsboog, het ribgewelf en de luchtbogen. Deze bouwwijze maakt grotere ramen mogelijk. Was dat een onbedoeld gevolg van de nieuwe constructie of werd deze juist bedacht om grote vensteropeningen mogelijk te maken? Joep Nicolas zag het als ‘een wisselwerking tussen de trots der architecten en de lust der glazeniers’. Omdat figuren onder de hoge gewelven niet meer te onderscheiden zouden zijn, werd het bovenste deel van de ramen veelal gevuld met langgerekte baldakijnen die de voorstellingen omlijsten en aansluiten op de architectuur. 

De renaissance betekent vooral een cultuuromslag. Belangrijker dan hergebruik van klassieke vormen was het nieuwe levensgevoel van de kunstenaars. Zij doorbraken de door de kerk gedomineerde wereldorde en wilden alles opnieuw vormgeven en ordenen vanuit de scheppende kracht van de vrije mens. Niet de mystiek van het lichaam van Christus, maar de fysieke en spirituele mens wordt de maat van alle dingen, ook van kerkarchitectuur. In de renaissance en vervolgens de barok wordt voorkeur gegeven aan een heldere kerkzaal waarin vrij instromend daglicht de marmerkleuren en beschildering van altaren en andere kerkmeubelen goed doet uitkomen. Het mystagogische blauw van romaanse en gotische ramen wordt het ‘hemels’ blauw van aardse luchten boven realistische landschappen en de handel en wandel van de mens. Renaissanceramen blijken beter te passen bij het meer profane karakter dat de reformatie aan het kerkgebouw geeft. 

In de 17e en 18e eeuw raakte de glasschilderkunst in verval en was het oude ambacht op sterven na dood. Ze leven weer op bij de herwaardering van de middeleeuwse kerkarchitectuur in het midden van de 19e eeuw. Dan worden er veel nieuwe kerken gebouwd gestimuleerd door het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie in 1853. Er wordt daarbij teruggegrepen op oude stijlen. Belangrijkste kunststijl wordt dan de neogotiek. 

De moderne kerkarchitectuur is veelvormig en kent geen gemeenschappelijke stijl meer. Terwijl sommige architecten gebrandschilderde ramen uitdrukkelijk weren of vervangen door wanden van glas-in-beton of andere muur- en vensterconstructies, brengen nieuwe materialen en technieken andere kunstenaars juist tot een verrassende vernieuwing in eigentijdse glaskunst. We vinden die ook volop in na de Tweede Oorlog gerestaureerde of volledig herbouwde kerken. 

*******

Jan van Lier was onder meer werkzaam op het Hoger Katechetisch Instituut te Nijmegen. Hij onderzoekt de betekenis van beeldende kunst voor geloofstraditie en religieuze beleving. Daarover verzorgt hij publicaties en diapresentaties.