ArtWay

Kunstenaars openen onze ogen voor rijkdom en betekenis. Sandra Bowden

Kerk en kunst -> Materiaal voor kerkelijk gebruik

A jaar herfst 2 - J. de Heem: Boeket met schedel

A jaar, Tweede zondag van de herfst
 
 
 
Een genre dat in de zestiende eeuw in de Nederlanden opkwam en in de zeventiende eeuw tot bloei kwam was het stilleven, opgebouwd uit verschillende elementen die veelal een symbolische betekenis hadden. Door middel van deze symboliek sneden stillevens thema’s aan als de rijke schoonheid van de schepping, de ijdelheid van het leven, het gevaar van verzoeking en de realiteit van de zonde.
 
Op het schilderij Boeket met schedel en crucifix van Jan Davidsz. De Heem en Nicolaes van Veerendael zien we bloemen, fruit en een grote schelp, die naar de schoonheid van de natuur verwijzen. Maar sommige bloemen zijn al bijna verwelkt en we zien ook dorre en gevallen bladeren en distels, die spreken over de vergankelijkheid van het leven. De schedel en de klok sluiten hierbij aan.
 
Verder zien we een pen met een veer (symbool voor frivoliteit) en een vel papier waarop geschreven staat: ‘Maer naer d'Allerschoonste Blom/ daer en siet men niet naer om.’ Deze bloem bevindt zich links op het schilderij: Christus aan het kruis, die de natuur en het leven kwam verlossen uit hun ijdelheid. Het schilderij is als een preek die in één beeld ingaat op schepping, zondeval en verlossing.
 
Leven of dood, Christus of een lekker lui maar leeg leventje in wegwerpverpakking, het is aan ons om de weg van het koninkrijk te kiezen waar de lezing in Matteüs over spreekt. De lezing in Ezechiël voegt daaraan toe:
 
Breek met het zondige leven dat jullie hebben geleid, en vernieuw je hart en je geest. Dan hoeven jullie niet te sterven. Want de dood van een mens geeft me geen vreugde – spreekt God, de Heer. Kom tot inkeer en leef!
 
Jan Davidsz. De Heem en Nicolaes van Veerendael: Boeket met schedel en crucifix, ca. 1645, olieverf op doek, 103 x 85 cm, Alte Pinakothek, München.
 
Bijbellezingen: Ezechiël 18:1-4,25-32; Psalm 25:1-10; Filippenzen 2:1-13; Matteüs 21:23-32
 
Marleen Hengelaar-Rookmaaker