ArtWay

Kunstenaars openen onze ogen voor rijkdom en betekenis. Sandra Bowden

Rutger Kopland & Greetje van den Akker

Greetje van den Akker: Wie ben ik? (beeld)

en

Rutger Kopland: De vraag wie ze is (gedicht)

Greetje van den Akker: Wie ben ik?, 2005, gemengde techniek op papier op jute, per stuk ca 80 x 210 cm.

*******

De vraag wie ze is 

door Rutger Kopland

Intussen huist ze al zo lang in mijn hoofd en al zo bijna overal - maar wie ze is 
een zinloze vraag, je zoekt in je herinneringen naar iets onvoorstelbaars, ik weet het, maar ook 
zinloze vragen vragen een antwoord 
eigenlijk is ze nog steeds die jonge vrouw die ik ooit toevallig ergens tegenkwam - maar wie 
ze is - in mijn hoofd vind ik haar niet terug 
er zijn momenten dat ik ineens weer weet dat de mens eenzaam is, ook ik 
en dat ik naar haar kijk en denk: zij daar dat is ze, zo zichtbaar, zo sterfelijk 

Uit de bundel: Wat water achterliet, 2004.

*******

Rutger Kopland (pseudoniem van Rutger Hendrik van den Hoofdakker; 1934 – 2012) groeide op in een calvinistisch milieu. Na zijn schooltijd ging hij in Groningen medicijnen studeren. In deze tijd schreef hij gedichten en cabaretteksten. Na zijn studietijd begon hij opnieuw poëzie te schrijven, maar nu omdat zijn leven ‘niet langer vanzelfsprekend was’. In 1983 werd hij hoogleraar in de biologische psychiatrie aan de Universiteit van Groningen; hij verrichtte onderzoek naar de mogelijkheden van depressiebestrijding door middel van slaaponthouding. Als psychiater kreeg hij in de jaren zeventig bekendheid door zijn essaybundel Het bolwerk van de beterweters (1970) waarin hij de medische stand verweet de conservatieve moraal in stand te houden. Vanaf 1964 verschenen de gedichten van Kopland in de tijdschriften Tirade en Hollands Maandblad. Zijn debuutbundel Onder het vee verscheen in 1966. Daarna volgde Het orgeltje van yesterday (1968) en Alles op de fiets (1969) waarvoor hij de Jan Campertprijs kreeg. Het centrale motief in Koplands poëzie is het onveranderlijke van het menselijke doen en laten (‘alles gaat zoals het gaat onder de zon’). Kopland verzette zich tegen de dingen die voorbijgaan en zoekt een uitweg in het verleden en in de poëzie. In de latere poëzie van Kopland is het accent verschoven van het voelen naar het denken. De hoop is dan gevestigd op een vorm van redelijkheid die zichzelf voortdurend relativeert. ‘Leeg’ wordt een sleutelbegrip in de latere bundels. In 1988 ontving hij de P.C. Hooft-prijs voor zijn gehele oeuvre

Greetje van den Akker werkt als beeldend kunstenaar in Den Haag. In 1997 is zij afgestudeerd aan de Willem Kooning Academie in Rotterdam en heeft sindsdien aan veel tentoonstellingen meegedaan, in Nederland, maar ook in het buitenland. Zij werkt zowel vanuit een bepaald thema als ook vrij. Zij gebruikt in haar werk verschillende materialen, afhankelijk van het onderwerp. Bij vrij werk gaat zij uit van iets dat haar inspireert, een bepaald soort verf, materiaal, een boek, de bijbel, foto’s of anderszins.  Het werk ontstaat al doende, vaak wordt pas achteraf duidelijk waar zij mee bezig is geweest. Bij een opdracht of een thema maakt zij een idee-ontwikkeling, al schrijvend, tekenend, plakkend ontstaat het idee voor het werk dat zij bij het thema gaat maken. De ontwikkeling van het idee wordt in tekst en beeld uitgewerkt en samen met het uiteindelijke werk geëxposeerd. Vaak maakt zij series of twee- en drieluiken en werkt zij op handgeschept papier. Zij wil graag werk maken dat mensen raakt, wat iets met hen doet en hen aan het denken zet over eigen (on)geloof. Meestal is het werk groot en altijd gemaakt in gemengde technieken.