Tweede deel

3.2 Algemeen

Als we kijken naar de vier hiervoor besproken kunstenaars vallen verschillende zaken op. De kunstenaars verschillen niet alleen in leeftijd en achtergrond, maar lopen ook uiteen als het gaat om de stijl waarin ze werken. Waar Willem Zijlstra vaak een bepaald concept als basis neemt en bij de uitvoering niet schuwt onconventionele materialen te gebruiken, werkt Paul van Dongen meer vanuit de traditie en uit hij zich met meer klassieke technieken en materialen. De precisie en gedetailleerdheid in zijn werk vallen op en contrasteren met de grove streken die de schilderijen van Marc Mulders domineren. In tegenstelling tot de geanatomiseerde lichamen die in de etsen en tekeningen van Van Dongen te zien zijn, maken de lichamen in het werk van Janpeter Muilwijk een veel eenvoudigere, bijna stuntelige indruk. Wel zien we bij alle vier de kunstenaars dat traditie een grote rol speelt. Muilwijk, Zijlstra, Mulders en Van Dongen grijpen met regelmaat terug op de christelijke dan wel de kunsthistorische beeldtraditie.

Een andere grote overeenkomst tussen de werken en de manier waarop de vier kunstenaars hun kunstenaarschap vormgeven, is het feit dat bij alle vier hun geloof sterk verweven is met hun werk als kunstenaar. De christelijke geloofsovertuiging, protestants dan wel katholiek, vormt bij de beschreven kunstenaars de grootste inspiratiebron voor hun werk. In het vorige hoofdstuk heb ik uitgelegd dat er grofweg vier manieren zijn waarop de religieuze overtuiging van een christelijke kunstenaar samenhangt met zijn werk. Ten eerste kan er niet of nauwelijks sprake zijn van samenhang, en kan de kunstenaar zijn geloof en zijn werk beschouwen als gescheiden werelden. De tweede mogelijkheid is dat de geloofsovertuiging invloed heeft op de manier van werken of in de achterliggende thematiek in het werk, maar verder niet zichtbaar is voor de beschouwer. Ten derde kan de geloofsovertuiging een cruciale rol spelen in het werk van een kunstenaar en kan een beschouwer dit ook uit het werk halen, maar is het ook mogelijk het werk op een andere manier te interpreteren. Ten slotte zijn er kunstenaars die zich in hun werk zo direct laten inspireren door het geloof, dat dit voor de beschouwer duidelijk zichtbaar is. Het werk kan dan alsnog op meerdere manieren te interpreteren zijn, maar de link met het christendom blijft aanwezig.

Uit de voorgaande beschrijvingen van de kunstenaars kan afgeleid worden dat er in veel gevallen sprake is van de vierde benadering. Van alle vier kunstenaars wordt een deel van het oeuvre gekenmerkt door directe verwijzingen naar het christendom, die ook voor niet-religieuze beschouwers aan te wijzen zijn. Kruizen en Kruisigingen, de Christus, het lam, (verwijzingen naar) bijbelse taferelen en piëta’s zijn elementen die we in de werken van deze kunstenaars tegenkomen. Ook in de thematiek zijn typisch christelijke thema’s aanwezig, zoals lijden, opstanding, zonde en schuld.

In het overzicht in de bijlage is bij elke kunstenaar op basis van het werk en de informatie op de website gekeken welke van de vier eerder beschreven benaderingen hij of zij hanteert. Bij elf van de negentien kunstenaars is er in verschillende werken sprake van de vierde benadering. Ook in hun werk wordt regelmatig verwezen naar het christendom, op een wijze dat de relatie met het christendom voor de beschouwer duidelijk te herkennen is.

Hiermee wil ik niet beweren dat de kunstenaars van deze generatie enkel en alleen werk maken met verwijzingen naar het christelijk geloof. Bij alle vier de hiervoor besproken oeuvres zien we ook werken waarin het christendom een veel minder grote of duidelijke rol speelt. Zo maken Paul van Dongen en Marc Mulders regelmatig werk waarin de natuur centraal staat. Hoewel dit voor hen zelf zou kunnen voortvloeien uit hun geloofsovertuiging omdat ze in de natuur de hand van God present zien, zou dit werk in theorie even goed door een niet-religieuze kunstenaar gemaakt kunnen zijn.

Ook in de wijze waarop Zijlstra, Muilwijk, Mulders en Van Dongen met hun kunstenaarschap omgaan zijn overeenkomsten aan te wijzen. Hoewel de kunstenaars in hun werk verwijzen naar het christendom, is het niet hun bedoeling om alleen voor een christelijk publiek te werken. Het feit dat ze in hun werk steeds ruimte laten voor meerdere interpretaties, laat zien dat ze niet schilderen voor één vaste doelgroep. Bovendien stellen ze in hun werk vaak overstijgende thema’s aan de orde, die – ook al zijn ze geworteld in het christendom – ook voor niet-christenen relevant zijn. In een digitaal gepubliceerd interview geeft Paul van Dongen dit aan:

           'Ik vind het fijn om te merken dat mijn werk veel verschillende mensen aanspreekt, of ze nou katholiek zijn, protestants of helemaal niet christelijk. Ieder mens verlangt naar iets dat groter is dan hemzelf, of je dat nou God noemt of niet. Mijn werk gaat over sterfelijkheid, lijden, opstaan, hoop, de schoonheid van de natuur. Daar zit een algemene waarheid in besloten die ook door niet-christenen gewaardeerd wordt. Ik wil ook helemaal niet alleen voor gelovigen werken, waarom zou ik dat doen? Ik heb geen missie met mijn werk en ben er niet op uit om mensen te bekeren.'(78)

Dat de kunstenaars met hun werk niet alleen een gelovig publiek weten te bereiken, blijkt bovendien uit het feit dat hun werk ook in seculiere musea en galeries wordt getoond. 

 

4. CHRISTELIJKE KUNSTENAARS VAN ONDER DE 35

Uit het voorgaande hoofdstuk is duidelijk geworden dat veel van de oudere generatie christelijke kunstenaars met hun werk zowel in de christelijke wereld als in de seculiere kunstwereld actief zijn, en dat ze deze twee werelden met elkaar verbinden. Het feit dat de vier besproken kunstenaars uitdrukkelijk religieus werk maken en daarom ook als religieus kunstenaar bekend staan, maakt het hen niet onmogelijk om in de seculiere kunstwereld een rol te spelen en een positie te vergaren. Eventuele vooroordelen en afwijzingen hebben hen er niet van weerhouden christelijke thematiek en beeldelementen te gebruiken in hun werk. De vraag is nu of dit ook het geval is bij de jonge generatie kunstenaars met een christelijke levensovertuiging. Daar zal in dit hoofdstuk op in worden gaan.

4.1 Vier voorbeelden (79)

Maartje van den Noort
Maartje van den Noort is geboren in 1981 en groeide op in Zeeland. Na haar studie Grafische Vormgeving en Beeldende Kunsten aan de Willem de Kooning Academie in Rotterdam is ze gaan werken als autonoom kunstenaar. Sinds 2009 woont en werkt ze in Amsterdam. Het werk van Van den Noort bestaat hoofdzakelijk uit tekeningen, etsen en schilderijen. Hiervoor gebruikt ze pen, aquarel- en acrylverf en bewerkt ze haar tekeningen vaak digitaal. Daarnaast zien we in haar werk regelmatig collagetechnieken en het gebruik van textiel terugkomen. Een deel van het vrije werk van Van den Noort heeft zich ontwikkeld tot toegepaste kunst: het wordt gebruikt als motief op producten als tassen, sjaals, kussens en lampions. Een andere vorm van toegepast werk zijn de illustraties die Van den Noort maakt voor tijdschriften.

Het werk van Maartje van den Noort heeft een herkenbare stijl, wat gedeeltelijk veroorzaakt wordt door de thematiek. Op de tekeningen, schilderijen en etsen zijn elementen uit de dagelijkse omgeving afgebeeld, zoals gebouwen, bomen, huizen, auto’s, dieren en mensen. Met name vogels spelen een grote rol in haar oeuvre. Zo maakte ze een aantal schilderijen met de titel Zwerm, waarop een zwerm vogels in de lucht te zien is. Ook maakte ze een serie grote schilderijen waarop steeds één vogel afgebeeld is. De Kleine plevier is hiervan een voorbeeld (afbeelding 13). Een herkenbaar aspect van de tekeningen en etsen van Van den Noort is het gebruik van dunne, bibberige lijnen. Dit is goed te zien in de illustratie op de cover van Psy en de tekening Shalom Tel Aviv (afbeelding 14 en 15). Deze lijnen zorgen voor een breekbare, kwetsbare uitstraling, die de kunstenares zelf beschrijft als ‘fragiel met een rauw randje’.(80)

Van den Noort haalt haar inspiratie uit haar eigen omgeving: vrienden, familie, natuur en architectuur om haar heen. Ook laat ze zich graag beïnvloeden door kunstenaars en designers als Marlène Dumas, Marjolein Bastin, Hella Jongerius en Piet Hein Eek. De kunstenares wil met haar werk iets toevoegen aan alle bestaande beelden. Ze wil ‘een beeldentaal laten zien die eenvoudig en doeltreffend is’ en ‘daarmee een frisse, ontwapenende toevoeging zijn aan alle beelden die al bestaan’.(81)  Haar geloofsovertuiging speelt hierin geen directe rol, en is dan ook niet te herleiden uit haar werk.

De schilderijen, tekeningen en etsen van Van den Noort zijn op allerlei verschillende plaatsen te zien geweest, waaronder in galeries, winkels, restaurants, tijdschriften en op websites. Vaak werd haar werk in verband gebracht of gecombineerd met design en kwam de christelijke geloofsovertuiging van Van den Noort niet aan de orde.(82) 

Afbeelding 14, Maartje van den Noort, De kleine plevier, 2011, acrylverf op doek, 60 x 80 cm.

Een uitzondering waarbij haar werk wel in een christelijke context te zien was, was de aflevering van het tv-programma Goud, Wierook en Mirre (EO), waarin ze een schilderij voor een pleeggezin maakte.(83)

Afbeelding 15, Maartje van den Noort, coverillustratie tijdschrift Psy, november 2010. 
Afbeelding 16, Maartje van den Noort, Shalom Tel Aviv, 2007, pentekening, 15 x 11 cm.

Eva van Woerkom
Een andere jonge christenkunstenares is Eva van Woerkom. Zij werd geboren op 22 oktober 1985 in Rotterdam. Vanaf 2006 studeerde ze aan de Willem de Kooning Academie Rotterdam en in 2010 rondde ze hier de opleiding tot beeldende kunstenaar en kunstdocent af. Sindsdien is ze werkzaam als zelfstandig kunstenaar in Papendrecht en Ridderkerk. Naast haar autonome werk maakt ze toegepast werk in de vorm van sieraden en modeaccessoires.

Het vrije werk van Van Woerkom bestaat voornamelijk uit installaties en sculpturen. Haar liefde voor textiel, die zich vooral tijdens haar opleiding ontwikkelde, manifesteert zich duidelijk in haar werk: in vrijwel al haar werken zijn textielmaterialen als wol, vilt, garen, katoen, haak- en borduurwerk en kant gebruikt. Daarnaast valt op dat Van Woerkom veel werkt met oude, gebruikte materialen. Een voorbeeld hiervan is Recycle art vogel (afbeelding 2), waarin ze allerlei restonderdelen samenvoegde tot een vogel.

Het materiaalgebruik van de kunstenares hangt sterk samen met de thematiek en de achterliggende visie. Van Woerkom wil haar publiek confronteren met de weggooicultuur waarin we tegenwoordig leven. Ze wil afgeschreven, weggegooide en ogenschijnlijk waardeloze materialen nieuw leven inblazen en weer waarde geven. Op die manier wil ze laten zien dat in onze cultuur het oude vaak erg makkelijk wordt ingeruild voor iets nieuws en wil ze de schoonheid van oude producten benadrukken. Ook in haar toegepaste werk zien we iets terug van dit verzet tegen de consumptiemaatschappij: door duurzame en unieke producten te maken zet Van Woerkom zich af tegen de buitenlandse massaproductie in de mode-industrie, waar vooral de prijs en de massaliteit belangrijk is.

Haar geloofsovertuiging speelt een duidelijke rol in deze visie. Haar liefde voor ‘het oude’ ziet ze terug in de liefde van God voor de mens: ‘God schrijft de mens niet af, wat deze ook heeft meegemaakt.’(84)  Op diezelfde manier hoopt Van Woerkom dat mensen in haar werk herwaardering vinden in het oude en ogenschijnlijk waardeloze. Hoewel de christelijke overtuiging van de kunstenares dus niet direct in de werken is terug te zien, vormt deze wel een belangrijke inspiratiebron en staat deze aan de basis van haar werk.

Ook in de installatie Woekering is de genoemde thematiek duidelijk terug te zien (afbeelding 17). Het is een huiskamerachtige setting, die hoofdzakelijk bestaat uit oude producten en textiel. Door de voorwerpen met elkaar te combineren en te verbinden, is er als het ware een landschap van materialen gevormd. Enerzijds ademt het werk een huiselijke en gezellige sfeer door de oude objecten en het gebruik van textiel. Anderzijds roepen de wollen creaties een gevoel van overwoekering op, alsof de natuur zijn gang is gegaan en de ruimte in verval is. Het gescheurde behang benadrukt dit. Op die manier maakt Van Woerkom de strijd tussen het menselijke en het natuurlijke zichtbaar en zoekt ze naar schoonheid in het vergane.

Afbeelding 17, Eva van Woerkom staande in Woekering, 2010, installatie met tweedehands meubilair, bestek, oude wolkaartjes, beeldjes, wol, katoen, oud behang.

Afbeelding 18, Eva van Woerkom, Vergane schoonheid, 2009, installatie met tweedehands badkamermeubilair, gevilt mensenhoofdhaar, gebruikte wattenschijfjes, nagelknipsels van mensennagels.

Een ander voorbeeld van een installatie waarin deze thema’s naar voren komen is Vergane schoonheid (afbeelding 18). In dit werk worden vragen gesteld over de schoonheid van de mens. Mannen en vrouwen scheren zich en knippen hun haar om ‘mooi’ te zijn en gooien daarmee iets van zichzelf weg. Daarnaast gebruiken veel vrouwen cosmetica, waarmee ze iets toevoegen aan zichzelf. Aan het einde van de dag verwijderen ze dit weer met een wattenschijfje. Van Woerkom en twee anderen maakten een badkamer waarin deze ‘verwijderde’ schoonheid centraal staat: de handdoeken zijn gemaakt van handgevilt mensenhaar dat ze verzamelden bij kappers en de woekering over de badrand bestaat uit gebruikte wattenschijfjes. Ook hierin zien we dat het oude, gebruikte wordt ingezet om iets nieuws te creëren.

Het werk van Eva van Woerkom is op verschillende tentoonstellingen en evenementen in de omgeving van Dordrecht geëxposeerd. Omdat in het werk geen direct verband te zien is met het christendom, en omdat Van Woerkom zich niet specifiek op christenen richt, is haar werk vooral op seculiere gelegenheden te zien. Wel maakt ze deel uit van het kunstenaarscollectief RuisFabriek, waar een zestal christenkunstenaars uit de omgeving van Dordrecht bij aangesloten zijn. Zowel Eva van Woerkom als RuisFabriek profileren zichzelf niet als christelijk of religieus georiënteerd.   

Dirk-Jan Zetstra
De Groninger Dirk-Jan Zetstra werd geboren in 1984. Na een studie voor grafisch vormgever, volgde hij de opleiding Autonome Beeldende Kunst aan Academie Minerva in Groningen. In 2010 studeerde hij hier af en sindsdien is hij werkzaam als autonoom kunstenaar. Naast zijn vrije werk maakt hij ook werk in opdracht. Het werk van Zetstra is de laatste jaren veel tentoongesteld, met name bij galeries in Groningen en Friesland. In 2012 en 2013 was zijn werk ook op andere plaatsen te zien, onder andere op de kunstbeurs Realisme13, de Affordable Art Fair Amsterdam en de Affordable Art Fair in Brussel.

Zetstra houdt zich bezig met het maken van schilderijen. Zijn manier van werken is traditioneel: hij werkt met olieverf op paneel of doek en bouwt zijn werken laag voor laag op om een gevoel van diepte te bereiken. Behalve de werkwijze is ook de stijl van zijn werk niet modern of hedendaags te noemen. Deze roept veel associaties op met het caravaggisme van de zeventiende eeuw. Net als de Italiaanse Caravaggio en zijn (internationale) navolgers speelt het contrast tussen licht en donker een essentiële rol in de schilderijen van Zetstra. In de werken is steeds sprake van één lichtbron, die niet is afgebeeld. Dit zorgt ervoor dat de figuren op de schilderijen steeds maar van één kant belicht worden, waardoor er veel schaduwwerking is. Onder andere door het gebruik van weinig heldere kleuren, probeert Zetstra in zijn werk verstilling te bereiken en de figuren op een statische manier weer te geven.

De onderwerpkeuze van Zetstra is opvallend, omdat deze enerzijds heel modern is en anderzijds erg traditioneel. Op het eerste gezicht valt vooral het moderne op: op de schilderijen zien we steeds mensen die bezig zijn met hun dagelijkse bezigheden, zoals stofzuigen, veters strikken (afbeelding 19), de krant lezen, muziek maken (afbeelding 20) of een borrel drinken (afbeelding 21). Het zijn bezigheden die voor iedereen herkenbaar zijn, waardoor de werken actueel zijn. Ook als we kijken naar de kleding lijken de afgebeelde situaties in onze tijd plaats te vinden. Het idee van dagelijkse, hedendaagse bezigheden afbeelden is echter alles behalve modern. Met name in de zeventiende eeuw waren de zogenoemde genrestukken populair. Kunstenaars als Johannes Vermeer, Frans Hals en Jan Steen gingen Zetstra hierin voor.

Toch is het afbeelden van mensen in alledaagse situaties niet het einddoel van Zetstra’s werk. De kunstenaar wil in zijn werk de vanitasgedachte centraal stellen. Het Latijnse woord vanitas is te vertalen als vergankelijkheid, ijdelheid of leegte; begrippen die in het bijbelboek Prediker veel aan de orde komen.(85) De gedachte dat het aardse leven vergankelijk is en de mens zich daarom moet richten op het eeuwige leven stond centraal in de zogenoemde vanitasschilderijen van de zeventiende eeuw. De vanitas en de tijdelijkheid van het leven werd vaak uitgebeeld met symbolen als de schedel, het bellen blazen of verwelkte bloemen. Zetstra gebruikt deze symbolen minder, maar zet juist het genrestuk in om de vanitas uit te beelden. Hij toont het dagelijkse zwoegen van de mens en laat daarbij zien hoe beperkt en tijdelijk het leven is. Zo staat in Gitaarspeler (afbeelding 19) de vluchtigheid van muziek centraal en gaat Man met borrel (afbeelding 20) in op de tijdelijke roes van de alcohol, het ontvluchten van de werkelijkheid en het vergeten van de vergankelijkheid. In een artikel dat Zetstra schreef voor ArtWay gaf hij aan dat het bij de man die zijn veters strikt, gaat om de munt die onder zijn stoel licht (afbeelding 18): ‘Onder de stoel ligt een muntstuk. Geld, bezittingen en welvaart, het zijn allemaal dingen die een mens kunnen laten struikelen, het kan je leven gaan beheersen. Wees daarom waakzaam en dien de mammon niet.’(86)

Het is duidelijk dat het werk van Zetstra meerdere lagen heeft. De moraliserende betekenis waar veel van de werken op gebaseerd zijn, zal niet voor elke beschouwer meteen duidelijk zijn. De gereformeerde achtergrond van de kunstenaar is op het eerste gezicht dan ook niet te zien, terwijl deze een cruciale rol speelt in de betekenis van de werken. Zetstra profileert zich op zijn website niet als christelijke kunstenaar en zijn curriculum vitae laat zien dat zijn werk nauwelijks in een christelijke of religieuze context wordt geëxposeerd.(87)  Wel is er in maart 2012 een interview in het Dagblad van het Noorden gepubliceerd waarin de kunstenaar vertelt over zijn beweegredenen en de relatie tussen zijn werk en geloof.(88)

Afbeelding 19, Dirk-Jan Zetstra, Veters strikken, 2011, olieverf op doek, 75 x 65 cm.

Afbeelding 20, Dirk-Jan Zetstra, Gitaarspeler, 2011, olieverf op paneel, 62 x 70 cm. 

Afbeelding 21, Dirk-Jan Zetstra, Man met borrel, 2011, olieverf op doek, op paneel bevestigd (marouflé), 70 x 60 cm.

Ruben Lekkerkerker
Ruben Lekkerkerker (1990) woont en werkt in Schoonhoven. In 2009 begon hij met de opleiding Illustratie aan de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht en in de zomer van 2013 studeerde hij hierin af. Zijn illustraties zijn onder andere getoond in tijdschriften en op posters. Daarnaast maakt hij vrij werk, waarin ook andere media een rol spelen.

Lekkerkerker gebruikt in zijn werk verschillende technieken. Naast pen en inkt op papier maakt hij gebruik van fotografie, diverse druktechnieken, collagetechnieken en computerprogramma’s als Illustrator en Photoshop. Daarnaast werkt hij graag met oude materialen als kaften en bladzijden uit oude boeken, zoals te zien is in One Nation under God (afbeelding 22).

In zijn werk spelen contrasten vaak een belangrijke rol. Lekkerkerker speelt met tegenstellingen en probeert hiermee de beschouwer aan het denken te zetten. Zo zette hij in het project Forced Nature (2012) de tegenstelling tussen de vrije natuur en de drang van de mens om deze te beheersen centraal. In het eerste deel van het project deed hij dit door composities te maken met bladeren die tot geometrische vormen geknipt waren. In Forced Nature Part 2 fotografeerde hij buxusstruiken die hij met graffiti in felle kleuren had gespoten (afbeelding 22).

Een werk van Lekkerkerker dat duidelijk verwijst naar het christelijk geloof is de serie One Nation Under God. Door middel van een serie tekeningen gaat hij in op de overeenkomsten en verschillen tussen verscheidene stromingen binnen het christelijk geloof. Op zijn website schrijft hij over het project het volgende: ‘All Christians have one Bible. They each interpreted this differently. They all claim to have the Truth. What do they have in common and what is different?’.(89)

Hij heeft dit thema uitgewerkt in drie sets van vijf tot zeven tekeningen. In de eerste vijf tekeningen belicht hij de verschillende hoofddeksels en haardrachten die gebruikelijk zijn binnen de verschillende christelijke stromingen. Zo zien we een bisschopsmijter, de tonsuur van een monnik, het opgestoken haar van een vrouw, een vrouw met een hoed, en een Messiasbelijdende jood met een keppeltje. In de tweede serie tekeningen zijn de verschillende soorten zitplaatsen in kerkgebouwen te zien. Als laatste stelt hij de verschillende manieren van gebed aan de orde. Op elke tekening zien we twee handen in een biddende houding, maar allemaal op een andere manier. Als we terugblikken

Afbeelding 22, Ruben Lekkerkerker, One Nation Under God, 2012, pen, inkt en oude boekenkaften.

op de vier mogelijke relaties tussen een kunstwerk en de geloofsovertuiging van zijn maker, komt dit werk het meest dicht bij de vierde benadering, waarin de kunstenaar in zijn werk direct verwijst naar zijn godsdienst.

Wat betreft de verwijzingen naar het christendom is dit werk uniek in het oeuvre van Lekkerkerker. Andere werken worden volgens de kunstenaar wel beïnvloed door zijn geloofsovertuiging, maar refereren er niet expliciet aan. Lekkerkerker geeft zelf aan dat het belangrijkste doel dat hij met zijn werk heeft, mensen aan het denken zetten is: ‘Ik hoop ook echt dat mensen anders gaan denken door mijn werk, anders gaan kijken.’(90)  Hieruit blijkt ook dat de kunstenaar zich met zijn werk niet alleen op christenen richt.

Afbeelding 23, Ruben Lekkerkerker, Forced Nature Part 2, 2012, graffiti op buxusstruiken. 

4.2 Algemeen

Naast Van den Noort, Van Woerkom, Zetstra en Lekkerkerker heb ik voor ArtWay ook het werk van circa twintig andere jonge kunstenaars onderzocht. In deze paragraaf zal ik conclusies trekken uit de beschrijvingen hierboven en uit het onderzoek als geheel.

Zoals blijkt uit de beschrijvingen van de vier uitgelichte kunstenaars, heerst er veel diversiteit onder de jonge christelijke kunstenaars. Er is een grote verscheidenheid in stijl en werkwijze en er zijn geen kenmerken aan te wijzen die voor alle oeuvres gelden. Zowel conceptueel werk als traditioneel, meer op het esthetische gerichte werk is vertegenwoordigd. De werken variëren van realistisch tot abstract, van grote installaties tot kleine schilderijen en van kleurrijke beelden tot sobere pentekeningen. Wel lijkt het abstracte werk een uitzondering te vormen in het werk van de jonge kunstenaars: circa negentig procent van de onderzochte kunstenaars houdt zich voornamelijk bezig met figuratief werk. Ook is er gekeken of er in de onderwerpkeuze en thematiek van het werk structurele overeenkomsten waren. Dit bleek niet het geval te zijn. Een greep uit de behandelde thema’s: (omgang met de) natuur, de kwetsbaarheid van kinderen, fantasie en verwondering, verschillende werelden, de weggooicultuur en de vanitasgedachte.

Wat uit de beschrijvingen van de vier kunstenaars al enigszins blijkt, kwam ook naar voren in het onderzoek voor ArtWay: dat vrijwel geen van de kunstenaars zijn geloofsovertuiging direct uit in zijn werk. Het werk One Nation under God van Ruben Lekkerkerker, dat hiervoor besproken is, is hierop een uitzondering (afbeelding 21). Hierbij moet echter vermeld worden dat het wat dat betreft ook een uitzondering is in het oeuvre van Lekkerkerker. Als we kijken naar de vier benaderingen die in het tweede hoofdstuk beschreven zijn, pasten ruim tachtig procent van de kunstenaars bij de tweede of derde benadering. De geloofsovertuiging van de kunstenaar speelt wel een rol in het werk, maar dit is niet te zien voor de beschouwer.

Een andere uitkomst van het onderzoek die hier nauw mee samenhangt, is dat de de meeste kunstenaars niet of nauwelijks voor de kerk of voor een specifiek christelijk publiek werken. Ook in de toelichtingen bij Van den Noort, Van Woerkom, Zetstra en Lekkerkerker kwam dit naar voren. Ze willen met hun werk in de seculiere kunstwereld en midden in de maatschappij staan. Uit interviews bleek dat de kunstenaars vooral schoonheid willen tonen, mensen willen inspireren en aan het denken willen zetten. Ze willen de beschouwer vaak met nieuwe ogen naar hun omgeving laten kijken. Hoewel ze met hun werk willen communiceren, wordt duidelijk dat kunst voor deze kunstenaars geen vorm van evangelisatie is. Ze omarmen de gelaagdheid van kunst en laten in hun werk ruimte voor verschillende interpretaties, net zoals andere, niet-gelovige kunstenaars dit doen.

Samenvattend kunnen we zeggen dat de jonge christelijke kunstenaars van dit moment zich niet wezenlijk onderscheiden van andere kunstenaars. We zien dat elke kunstenaar op grond van zijn eigen persoonlijkheid en overtuigingen zijn eigen weg zoekt tussen de vele mogelijkheden die in de kunstwereld van vandaag voor handen zijn.

 

5. BEWEEGREDENEN JONGE KUNSTENAARS

Naar aanleiding van de uitkomsten van het onderzoek voor ArtWay is opnieuw contact gezocht met de jonge kunstenaars. Er is een enquête gehouden waarin specifiek ingegaan werd op rol die de geloofsovertuiging van de kunstenaar speelt in zijn of haar werk. Hierbij werd, net als in het eerste onderzoek, gevraagd in hoeverre dit het geval is, maar behalve dat werd er ook ingegaan op mogelijke redenen hiervoor. Verschillende aspecten van hun kunstenaarschap kwamen hierbij aan de orde, zoals de motivatie om kunst te maken, de rol van de kerk en de kunstwereld, eventuele spanningen die tijdens de opleiding ervaren werden en verschillen en overeenkomsten tussen de generaties. De volledige vragenlijst is te vinden in bijlage 1. In bijlage 2 zijn alle reacties opgenomen en in bijlage 3 is een schematisch overzicht van de reacties weergegeven. Hieronder zullen de reacties van de kunstenaars per onderdeel worden besproken.

5.1 Relatie eigen werk en geloofsovertuiging

Vrijwel alle kunstenaars die voor dit onderzoek ondervraagd zijn hebben aangegeven aan dat hun geloofsovertuiging een matige tot grote rol speelt in hun werk als kunstenaar, omdat deze voor een groot deel hun visie op het leven en op de wereld bepaalt. Linda Zwart is er hier een van. Ze formuleerde het als volgt:

          'Mijn geloofsovertuiging zorgt ervoor dat ik bepaalde standpunten met mij mee draag. Deze worden dan bewust of onbewust ook in mijn werk zichtbaar. Ik houd bijvoorbeeld erg veel van melancholie, veel somberheid is ook in mijn eigen werk te zien. Ik denk zelf dat mijn geloofsopvatting hier een rol in speelt. Somber over de wereld waar we vandaag de dag in leven, waar veel verdriet en pijn is. En een overtuiging dat er een plek is waar geen ellende is. Het is niet bewust dat ik zo'n boodschap in mijn werk wil leggen, absoluut niet. Maar ik denk dat het wel iets laat zien over hoe ik naar deze wereld kijk.'(91)   

Afbeelding 24, Linda Zwart, geen titel, 2013, met koffie bewerkt papier, potlood, Photoshop.

Als we naar werk van Linda Zwart kijken, zoals op afbeelding 24 getoond is, valt de melancholische sfeer inderdaad op. Doordat ze haar tekenpapier van tevoren bewerkte met koffie, is er een bruinige, oneffen achtergrond gecreëerd. Dit zorgt ervoor dat haar tekening een oude, vergeelde indruk maakt. Ook uit de voorstelling spreekt melancholie. Zwart tekende de handen van een oude man, leunend op een wandelstok, waardoor het beeld associaties oproept van een oude man die in gedachten verzonken op een bankje zit. De vogels verbeelden echter het tegenovergestelde en kunnen worden geassocieerd met vrijheid en levendigheid. Zo kan de tegenstelling die Zwart beschrijft, die tussen melancholie of somberheid en het bestaan van een betere wereld, in dit werk gevonden worden.

Zoals gezegd is de relatie tussen de geloofsovertuiging en het kunstenaarschap zoals Zwart die formuleert, kenmerkend voor de jonge christenkunstenaars die ik ondervroeg. Los daarvan zijn er natuurlijk kleine nuanceverschillen: zo gaf de één aan dat de christelijke levensvisie een onbewuste rol speelt in het proces, terwijl de ander aangaf concreet inspiratie te putten uit gebed. De kern, namelijk dat het geloof de persoonlijkheid vormt en daardoor ook invloed uitoefent op het werk van de kunstenaar, was bij alle kunstenaars hetzelfde. Een groot deel van de kunstenaars gaf hierbij aan dat ze hun christelijke levensvisie in hun werk niet uiten door specifiek christelijke thematiek te behandelen, of christelijke of Bijbelse elementen weer te geven. Onder andere Margje Schuurman gaf dit aan in haar reactie.

            'Het is niet zo dat ik bewust een christelijk thema voor een werk neem of de boodschap van het Evangelie wil overbrengen. De thema’s die ik gebruik worden echter wel gekozen en ingevuld vanuit mijn christelijke houding, wat ook van invloed is op de keuzes voor vorm, materiaal en werkwijze. Mijn geloof is dus (voor mij) zichtbaar en van belang tijdens mijn werkproces, maar zal niet altijd in het werk zichtbaar zijn.'(92)          

Ook Marisa Rappard beschreef dat de verwijzingen naar haar geloof die in haar werk aanwezig zijn niet altijd zichtbaar zijn voor de beschouwer:

          'Meerdere van mijn werken gaan over hoe ik God zie, en zijn relatie tot de mens. Die werken zijn echter ook op een andere manier te lezen, ze zijn niet heel letterlijk; een niet-gelovige zal ze misschien anders lezen.'(93)    

Bram Kneppers gaf aan dat het geloof hem in zijn werk vooral inspireert ‘op filosofisch niveau, maar niet voor de concrete vorm (dat ik Christus aan het kruis teken of zo).’(94)

5.2 Redenen

Niet evangeliseren
Bij het beantwoorden van de tweede vraag, de vraag waarom de (eventuele) verwijzingen naar het geloof zo subtiel zijn, zijn de kunstenaars verder ingegaan op de rol die het geloof speelt in hun werk. Kunstenaars gaven verschillende redenen voor het feit dat hun werk niet of nauwelijks direct verwijst naar hun geloofsovertuiging. Allereerst werd bij het grootste deel van de kunstenaars duidelijk dat het maken van kunst op de eerste plaats staat, en dat ze hun werk niet maken om te evangeliseren of om een bepaalde levensovertuiging naar de beschouwer te communiceren. Er werd verschillende malen een vergelijking gemaakt met christenen met een ander beroep: een bakker bakt geen christelijke broden en een arts behandelt niet alleen christelijke patiënten.(95)  Op die manier, zo gaven verscheidene ondervraagden aan, willen de kunstenaars hun talent inzetten om de samenleving te dienen en voelen ze zich hierin niet verplicht om christelijke thema’s aan te snijden.

David van der Meer formuleerde waarom kunstenaars deze behoefte volgens hem niet meer voelen:

           'Je kan je ook afvragen waarom er geen tot weinig portretten meer geschilderd worden. De wereld verandert door de komst van nieuwe media. De kunst verandert met de wereld mee. Er bestaan nieuwe technieken om het geloof uit of over te dragen. Kunst is hierin niet meer een relevant/actueel medium.'(96)     

Weerstand kunstwereld
Een reden die twee kunstenaars gaven om geen expliciet christelijke elementen te tonen, is dat ze graag voor een zo breed mogelijk publiek willen werken.(97)  Ook in de uitspraken van andere kunstenaars kwam het idee naar voren dat kunst waarin christelijke thema’s expliciet aan de orde worden gesteld, niet interessant zou zijn voor niet-christenen of door hen niet serieus zou worden genomen. Bram Kneppers geeft dit met de volgende woorden aan:

            'Het christelijk geloof heeft volgens mij die status verworven dat je als kunstenaar niet serieus meer wordt genomen door de professionele kunstwereld als je als kunstenaar iets probeert uit te dragen van de tegenwoordig bekende uiterlijke vorm van het christelijk geloof.'(98) 

Ook Frank van der Hoeven heeft het gevoel niet-christenen weg te jagen met werk dat expliciet over het geloof gaat. Hij probeert bij zijn publiek aan te sluiten door meer universele thema’s te behandelen:

         'Ik ben van mening dat je niet overduidelijk moet preken in kunst, omdat het dan ten eerste niet serieus genomen wordt door de kunstwereld en het brede publiek (die je dus juist wel wilt bereiken). Ook vind ik persoonlijk dat het doel om alleen te evangeliseren averechts werkt bij de moderne mens, het jaagt ze weg. Dus als ik mijn werk persoonlijk betrokken houd bij de mens en de zoektocht van de mens naar liefde en geluk en haar pijn en moeite weergeef, dan maak ik interesse los en wordt de kijker geprikkeld om na te gaan denken, op dat moment zelf of later. Mensen gaan zichzelf afvragen hoe ze over de grote levensvragen denken. Ik hoop dus dat de kijker wordt geprikkeld om na te denken over of er meer is dan dit leven alleen.'(99)        

In de vragenlijst is verder gevraagd naar eventuele spanningen op het snijvlak tussen het christen zijn en het kunstenaarschap. De reacties hierop waren zeer uiteenlopend: de een gaf aan helemaal geen spanningen te ervaren, terwijl anderen beschreven hoezeer ze hiermee worstelden. Acht kunstenaars hoorden bij de eerste groep en wanneer ze een toelichting gaven, beschreven ze hierin steeds het respect dat in de kunstwereld aanwezig is.(100) Zo schreef Sjoukje Gootjes dat je ‘in de kunstwereld mag zijn wie je bent’.(101) Ook kunstenaars die wel een spanning ervoeren, gaven vaak aan dat er ondanks dat wel sprake was van veel respect.(102)  Niet iedereen was het hier echter mee eens: bij de vraag of de kunstenaars het idee hadden dat er de laatste jaren meer openheid is gekomen tegenover religie, benadrukten veel ondervraagden dat er veel respect was voor allerlei religies en overtuigingen, maar dat het christendom hierin een ondergeschikte plaats had.(103) Juist als christen ervoeren verschillende kunstenaars veel vooroordelen, zowel tijdens hun opleiding als tijdens hun carrière als kunstenaar. Marisa Rappard legde het als volgt uit:

         'Het gros van de mensen die ik in de kunstwereld tegenkom gelooft niet (meer), en een deel daarvan kijkt in mijn ervaring neer op christenen. Ze vinden het christendom achterhaald, associëren je vaak direct met een streng gelovig slag mensen waar ik me ook niet echt bij thuis voel, en vinden bovendien dat je als kunstenaar beperkt bent in je uitingsmogelijkheden wanneer je gelooft; je zou bepaalde dingen niet mogen maken, eerder in clichés vervallen.'(104)      

Rianne Bakker ervaart eenzelfde weerstand tegen haar achtergrond, ‘alsof een blik vanuit de gelovige altijd subjectief, nauw en onbetrouwbaar is.’ Hetzelfde geldt voor Henrike Gootjes, die hier met name tijdens haar opleiding mee te maken had:

        ' […] alles mag, maar op geloofsovertuiging rust een groot taboe. Je belandt onmiddellijk in een irrelevante hoek. Je mag geloven in God en interesse in Jezus van Nazareth wel bekritiseren en er belachelijk en achterhaald over doen maar als ware realiteit en bron van levenslust, zin en inspiratie is het moeilijk om over te praten. Alsof het hyperintiem is. Ik had vaak last van alle vooroordelen die hierover zijn. Veel docenten waren van de generatie die met geweld afstand hadden gedaan van gereformeerde roots. Kerk, geloof en de Bijbel werden erg gewantrouwd als onderwerp voor kunstwerken.'(105)       

Of de kunstenaars nu spanning (hebben) ervaren of niet, veel van hen gaven aan dat ze te maken hadden met onbegrip. Doordat ze nauwelijks letterlijk verwijzen naar hun geloofsovertuiging en aansluiten bij de ‘seculiere beeldtaal’ hebben ze niet het gevoel afgewezen te worden, maar ongeveer de helft van de kunstenaars merken ondanks dat een zekere weerstand op als het gaat over hun geloofsovertuiging. Ze hebben ervaren dat het niet op prijs wordt gesteld wanneer hun geloofsopvattingen expliciet aanwezig zijn in hun kunstenaarschap.

Hoewel de meeste kunstenaars in hun werk dus niet concreet verwijzen naar hun geloof, gaan ze op verschillende manieren om met het kenbaar maken van hun overtuiging aan anderen. Ook hieraan is in de vragenlijst aandacht besteed. Uit de reacties bleek dat bijna een derde van de kunstenaars dit lastig vindt en worstelt met de vraag of ze uitspraken doen moeten doen over hun geloof en in hoeverre ze zichzelf moeten profileren als christelijke kunstenaar.(106)  Enerzijds willen ze eerlijk zijn over hun geloofsovertuiging en deze niet onder stoelen of banken steken. Wanneer gevraagd wordt naar hun standpunten of achtergrond, willen ze hierin open kunnen zijn over hun geloof. Anderzijds merken ze dat er vooroordelen zijn en vrezen ze in een hokje te worden geplaatst. Bovendien willen ze de blik van de beschouwer niet te veel sturen en ruimte geven voor verschillende interpretaties. Dit bleek ook uit de reactie van Marisa Rappard:

         'Ik worstel er wel mee, omdat ik een aantal niet zo prettige ervaringen heb gehad nadat ik mijn geloof kenbaar had gemaakt, in die zin dat ik door de ander meteen in een hokje werd gedrukt en dat een nogal vervelend gesprek opleverde. Ook wil ik liever niet dat men mijn werk als “christelijk” gaat zien, omdat ik vrees dat mensen met een beperkte blik mijn werk gaan lezen.'(107)    

De andere kunstenaars, een kleine meerderheid van de ondervraagden, hebben weinig moeite met deze kwestie. Ze beschreven vaak enigszins terughoudend te zijn in het spreken over hun geloof in de kunstwereld, maar ze verbergen het niet als het aan de orde komt of als er naar gevraagd wordt. Zo schreef Bram Kneppers: ‘Ik voel niet de behoefte om ongevraagd over het christendom te beginnen. Wellicht is er in een gesprek wel eens ruimte voor. Ik worstel er niet mee, voel geen druk op me staan.’(108)

Vier van de 21 kunstenaars gaven hierbij aan dat het voor beschouwers niet nodig is om de achtergrond van de maker te kennen om het werk te kunnen begrijpen.(109)  Zoals gezegd bevatten veel werken geen rechtstreekse link met het christelijk geloof en wanneer dit wel het geval is, kan het werk vaak op meerdere manieren geïnterpreteerd worden. Reacties als die van Marisa Rappard maken duidelijk dat de kunstenaar die ruimte bewust open wil laten. Ook David van der Meer gaf dit aan: ‘Ik wil dat de toeschouwer op een neutrale manier naar mijn werk kan kijken.’(110)

Ook op een andere manier kwam bij de ondervraagden het spanningsveld van christen zijn in een seculiere kunstwereld aan de orde. Behalve de visie van de kunstwereld op hen, kwam namelijk ook hun (christelijke) visie op de kunstwereld naar voren. Hoewel een van de kunstenaars aangaf dat in de kunstwereld ‘alles mag’ en er geen taboes zijn, noemden een paar van de ondervraagde kunstenaars dat ze sommige kunst niet kunnen waarderen vanwege hun religieuze overtuiging. Ze voelen een spanning wanneer ze in aanraking komen met kunst die haaks staat op de christelijke waarden. Rianne Bakker zegt er het volgende over:

          'Ik ben niet content met schreeuwerige beelden, van ruwe seksualiteit, geweld, geloofsbekritisering, of meer van dien aard. Maar dat is niet alleen omdat ik in God geloof. Ik heb daar een afkeer van omdat het mij raakt, omdat het ten koste gaat van mensen. Verminkte (af)beeld(ing)en van de (lijdende) Christus raken mij wel direct. […] Bespotting richting Hem voelt hetzelfde als bespotting richting mij. Ik kan me daar erg over opwinden.'(111)      

Ook Trude Euser-van Beest geeft aan dat ze sommige kunst niet kan waarderen vanwege haar geloof: ‘Als men wil shockeren door God belachelijk te maken en men doet dat met kunst, dan raakt me dat wel.’(112)  Deze vorm van spanning heeft niet direct invloed op wat de kunstenaars maken, maar beïnvloedt vooral wat ze niet maken.

Moeilijk
Enkele kunstenaars gaven aan dat ze niet per se geen christelijke elementen in hun werk willen verwerken, maar dat ze vooral niet goed weten hoe ze dit op een vernieuwende, boeiende en respectvolle manier kunnen doen. Bij Corine de Man-van Tol is dit ook het geval: enerzijds voelt ze de drang om iets eigens, eigentijds en prikkelends te maken, maar tegelijkertijd wil ze andere christenen niet kwetsen:

           ' […] Ook vanwege een bepaalde schroom. Het afbeelden van Jezus en Bijbelse taferelen is toch iets waarvan ik vind dat het met respect en nadenken moet gebeuren. Ik wil nogal eens kritisch zijn in mijn werk wanneer ik mijn geloof er echt bij betrek, maar ik wil mensen niet onnodig voor het hoofd stoten.'(113)     

Margje Schuurman beschreef de problematiek rond het verwijzen naar het christendom in combinatie met het willen aantrekken van een breed publiek:

         'Daarnaast is het ontzettend lastig om een christelijk symbool, verhaal of thema op een vernieuwende en aansprekende manier te gebruiken. Een goed werk maken met een christelijk thema vraagt volgens mij veel fijngevoeligheid en kennis van theologie, filosofie en de huidige tijdsgeest. Ik vrees dat het anders al snel te oubollig wordt en te beperkt, alleen begrijpbaar voor christenen en zonder invloed in de ‘gewone’ wereld.'(114)               

Weerstand kerk
Als laatste wordt de rol van de kerk genoemd. Of beter gezegd: het ontbreken van de rol van de kerk. De jonge kunstenaars ervaren weinig of geen stimulans om hun werk voor christelijke doeleinden in te zetten. Hoewel lang niet alle kunstenaars de behoefte voelen om kunst voor zo’n specifieke doelgroep te maken, werd in de enquête door een handvol kunstenaars aangegeven dat ze zich niet gesteund voelen door hun christelijke omgeving. Zo gaf Ruben Lekkerkerker aan: ‘vaak voel ik mij onbegrepen […] in de geloofswereld omdat de mensen daar minder openstaan voor kunst.’(115)

Ook Margje Schuurman, Rianne Bakker en Kirsten Roth-Koch hebben te maken met opvattingen van christenen die tegen hun visie als kunstenaar ingaan:

           '[…] wat de doorsnee christen graag aan de wand wil hebben: een veilig plaatje van een stralende Jezus of een adelaar met een handgeschreven vrome tekst eronder. Christenen hebben te weinig verstand van kunst doordat het beeld in de kerk een te kleine rol speelt en verwachten dat een christelijke kunstenaar de bijbel naschildert. Een kunstenaar die dienstbaar wil zijn moet het evangelie verkondigen in zijn werk.'(116)

          'Men gaat er vaak vanuit dat het kunst maken ter vermaak en op hobbymatig niveau gebeurd.'(117)

          'De kerk waar ik uit kom, de pinkstergemeente, daar is weinig aandacht voor het schone en kunst. Kunst moest daar altijd staan in dienst van het geloof, op een heel enge manier, en wel om te evangeliseren. Of 'profetisch' (lees: intuïtief, zonder voorstudies of moeite, tijdens de dienst iets maken onder inspiratie van de muziek) of gratis en het liefst alle drie.'(118)            

Door dit soort opvattingen voelen jonge christelijke kunstenaars zich niet serieus genomen in de kerk, wanneer het om hun werk gaat en houden ze hun werk vaker buiten de kerk. Het gevolg hiervan is dat veel kunstenaars zich met hun werk nadrukkelijk richten op de seculiere kunstwereld en ze daardoor voorzichtiger zijn met het gebruiken van christelijke elementen in hun werk.

5.3 Kunstenaars die wel verwijzen naar het christelijk geloof

Ongeveer driekwart van de kunstenaars maakten in de enquête duidelijk dat ze niet per se tegen christelijke verwijzingen in kunst zijn. Ze zien de waarde van symboliek en clichés in en sommige ondervraagden gaven aan het te waarderen als kunstenaars deze inzetten om iets van hun geloof te uiten.(119)  Wel kwam naar voren dat dit op een vernieuwende, eigentijdse manier moet gebeuren. Ditzelfde geldt voor het verbeelden van bijbelse taferelen: volgens ondervraagden moet kunst in zekere mate expressief zijn en moet er in een werk iets van de kunstenaar verborgen liggen. De kunstenaars gaven aan dat bij clichématige beelden en bijbelse taferelen het gevaar kan ontstaan dat het een illustratie wordt, een letterlijke afbeelding van iets, wat weinig meerwaarde heeft.

         'Ik kan het waarderen dat er kunstenaars zijn die wel werk maken dat heel duidelijk christelijke thema’s verbeeldt, maar niet iedere christen is dominee en ook niet elke christenkunstenaar hoeft dominee te zijn.'(120)

         'Symboliek en clichés zijn vaak symbolen en clichés omdat ze een gedeelde waarheid bevatten. Ze worden begrepen. Dat geldt ook voor christelijke symbolen. Daarom kan ik me voorstellen dat ik ze zou kunnen gebruiken.'121)        

Zoals ook in het tweede citaat naar voren komt, bleek dat een aantal kunstenaars niet uitsluit dat ze in de toekomst met meer symboliek en christelijke verwijzingen zullen werken. Drie kunstenaars brachten dit aan de orde.(122)

Oudere generatie christenkunstenaars
Tot slot is er onderzocht in hoeverre de kunstenaars een verschil ervaren tussen hun eigen generatie en de oudere generatie hedendaagse kunstenaars. Om erachter te komen of de jonge kunstenaars het verschil tussen het werk van de generatie boven hen en hun eigen werk opmerkten, is hiernaar gevraagd in de enquête.

Veel van de ondervraagden vonden dit lastig te beoordelen omdat ze het werk van de vorige generatie niet of nauwelijks kennen. Negen van de eenentwintig kunstenaars gaven dan ook aan het niet te weten. Drie kunstenaars lieten in hun antwoorden blijken dat ze geen verschil opmerkten tussen hun generatie en de vorige: ‘Er zijn altijd christelijke thema’s te zien geweest, maar ook altijd christenkunstenaars die ander werk maken’, aldus Trude Euser-van Beest.(123)  Een groot deel van de kunstenaars, de overige tien, gaven echter aan dat ze een verschil zagen tussen het werk van de twee generaties. Opvallend was dat ze bij het beschrijven van het verschil, vrijwel allemaal een andere toelichting gaven. Behalve dat jonge kunstenaars minder christelijke elementen en symboliek in hun werk leggen en zich meer aansluiten bij de seculiere beeldtaal, werd er bijvoorbeeld ook gesteld dat de jonge generatie in hun werk minder respect voor de kerk zou hebben (Ruben Lekkerkerker)(124) en dat er op een meer ontspannen manier om wordt gegaan met de vraag of iets acceptabel is of niet (Bram Kneppers).(125) Davitha van de Kuilen-Terlouw formuleerde het idee dat de kunst van jonge kunstenaars meer gericht is op vragen stellen in plaats van het geven van antwoorden:

         'Ik denk dat jonge christelijke kunstenaars meer kwetsbaarheid durven laten zien in hun twijfels, angsten, onzekerheden, geloofszaken. Ze durven meer vragen te stellen. Oude christelijke kunstenaars gaan vaker uit van al langer bestaande vraagstukken of algemene waarheden.'(126)        

Verder was het opvallend dat één van de kunstenaars, Frank van der Hoeven, aangaf dat de jonge generatie meer figuratief werk maakt, terwijl een ander, Suzette Roza, stelde dat ze juist meer abstract en conceptueel werken, en minder gericht is op het figuratieve.(127) 

 

6. REFLECTIE

In de voorgaande hoofdstukken zijn allerlei verschillende aspecten van hedendaagse christelijke kunst en christelijke hedendaagse kunstenaars aan bod gekomen. Om het overzicht te behouden, zullen eerst de belangrijkste uitkomsten van elk hoofdstuk kort worden weergegeven.

6. 1 Terugblik

In het eerste hoofdstuk werd beschreven welke plaats het christendom had in de Nederlandse hedendaagse kunst vanaf 1950. Daarvoor leken de twee in Nederland onverenigbaar, in tegenstelling tot bijvoorbeeld Frankrijk, waar hedendaagse kunst onder andere ingezet werd in kerken. In de jaren vijftig en zestig was er in Nederland steeds meer belangstelling voor christelijke kunst, maar vanaf het einde van de jaren zestig veranderde dit en werd dit aanzienlijk minder. Een andere ontwikkeling die in de jaren zestig begon is de verandering van de boodschap die de christelijke kunst uitdroeg. Waar de werken eerst een ‘christelijke boodschap’, een boodschap die in lijn is met het christendom, uitdroegen, werden er in de kunst van de jaren zestig steeds meer vragen gesteld rondom het christendom en religie. De christelijke kunst van deze periode wordt dan ook regelmatig beschreven als confronterend of vervreemdend. Sinds halverwege de jaren negentig lijkt er een nieuwe ontwikkeling plaats te vinden: de belangstelling voor christelijke kunst lijkt weer te groeien en tegenwoordig wordt er door verschillende partijen gesproken van een heropleving voor christendom in kunst.

In het eerste hoofdstuk is ook ingegaan op het metamodernisme. Volgens deze theorie zou er nu weer meer positieve belangstelling zijn voor het aanhangen van een religie of ideaal. Het logische gevolg hiervan zou zijn dat christelijke kunst waarin het christendom wordt aangehangen meer gewaardeerd zou worden. Een groot deel van de jonge kunstenaars die ondervraagd werden, gaven echter aan dit niet zo te ervaren. Sommigen herkenden wel meer openheid tegenover religies, maar hadden niet het gevoel dat dit ook gold voor het christendom.

In het tweede hoofdstuk kwam eerst de twintigste-eeuwse kunsthistoricus H.R. Rookmaaker aan bod. Hij was van mening dat een christenkunstenaar in de eerste plaats zijn talent moet gebruiken, dus kunst moet maken. Natuurlijk moet hij dit doen vanuit zijn eigen persoonlijkheid en christelijke identiteit, maar dit hoeft volgens Rookmaaker niet te betekenen dat er in het werk direct wordt verwezen naar het christendom. Bovendien maakte de kunsthistoricus duidelijk dat een christelijke kunstenaar niet per se voor een christelijk publiek moet werken. Juist door een plaats in te nemen in de seculiere kunstwereld kan hij iets van zijn christelijke identiteit tonen, of dit nu door zijn werk is of op een andere manier. Behalve de visie van Rookmaaker werden in dit hoofdstuk ook vier manieren beschreven waarop de geloofsovertuiging een rol kan spelen in een kunstwerk of oeuvre. Deze liepen uiteen van helemaal geen rol tot een grote rol waarbij direct naar het christendom wordt verwezen in een kunstwerk.

In het derde hoofdstuk kwam de oudere generatie christenkunstenaars aan bod. Hieruit werd duidelijk dat in het werk van deze generatie vaak wordt verwezen naar het christendom. Soms gebeurt dit op een subtiele manier, waardoor de werken ook anders geïnterpreteerd kunnen worden, maar regelmatig gebeurt het ook op een directe, herkenbare manier, waarbij de verwijzing naar het christelijk geloof voor iedere beschouwer duidelijk is. Het gevolg hiervan is dat deze generatie kunstenaars relatief vaak in kerken of religieus georiënteerde musea of tentoonstellingen exposeert. Tegelijkertijd hebben de beschreven kunstenaars ook een plek verworven in de seculiere kunstwereld, doordat ze zich in hun werk niet alleen op christenen richten.

Het vierde hoofdstuk stond in het teken van jonge christelijke kunstenaars, de groep waaronder de vragenlijsten waren verspreid. Uit de beschrijvingen van de vier kunstenaars bleek dat ze op verschillende manieren met hun geloof omgaan in hun werk, en dat alle vier benaderingen uit het tweede hoofdstuk vertegenwoordigd zijn. Toch kwam uit het onderzoek onder de twintig kunstenaars een duidelijke lijn naar voren, want meer dan driekwart van de kunstenaars bleek te werken volgens de tweede of derde benadering: het geloof van de kunstenaar speelt op de achtergrond vaak een matig tot grote rol, maar dat is voor de beschouwer meestal niet te herkennen in het werk. Ook bleek dat de kunstenaars zich nauwelijks richten op een specifiek christelijk publiek, maar dat ze juist de seculiere (kunst)wereld willen bereiken.

In het daaropvolgende hoofdstuk werd dieper ingegaan op de relatie tussen het geloof van de kunstenaars en hun werk. Uit de vragenlijsten kwamen verschillende aspecten van de jonge christenkunstenaars en hun werk naar voren. Ten eerste werd duidelijk dat de kunstenaars hun werk niet maken om te evangeliseren. Het maken van goede kunst staat voor hen centraal en hun christelijke identiteit komt daarbij op de tweede plaats. Bovendien willen ze hun publiek niet beperken tot christenen en hebben ze het gevoel dit wel te doen wanneer er duidelijk christelijke elementen gebruikt worden. Deze gevoelens hebben gedeeltelijk te maken met de weerstand die ze (hebben) ervaren vanuit de seculiere kunstwereld. Verschillende kunstenaars gaven aan dat er wel respect was voor hun overtuiging, maar dat het niet werd gewaardeerd wanneer deze duidelijk in hun werk werd geuit. Daarnaast hebben sommige kunstenaars ook weerstand ervaren vanuit hun christelijke omgeving en de kerk. Omdat ze het gevoel hadden door andere christenen niet serieus genomen te worden, ontbreekt bij kunstenaars de stimulans werk te maken voor de kerk of voor een christelijk publiek. Een andere reden die kunstenaars gaven om geen typisch christelijke beeldtaal in hun werk te gebruiken was het feit dat ze het moeilijk vonden om dit op een vernieuwende manier te doen.

6.2 Ontwikkelingen

Wanneer de uitkomsten van deze hoofdstukken samen worden gezien, wordt duidelijk dat er verschillende ontwikkelingen gaande zijn. Ten eerste is er een ontwikkeling gaande in het werk van christenkunstenaars. Waar het christendom een halve eeuw geleden veel zichtbaarder was in kunst, kunnen we concluderen dat het nu veel subtieler aanwezig is. De christelijke overtuigingen van kunstenaars spelen nog steeds een rol in hun werk, maar worden door de jonge generatie op een minder directe manier geuit. Het geloof is vaak aanwezig in een diepere laag in het kunstwerk, waardoor het voor de beschouwer niet opvallend zichtbaar is. Gebleken is dat kunstenaars hun geloof niet willen verbergen, maar dat ze het op een toegankelijke – maar tevens subtiele – manier willen doorgeven. Bewust of onbewust leggen ze hun christelijke ideeën en overtuigingen in hun werk, maar ze doen dit niet met behulp van typisch christelijke beeldelementen. Ze willen iets van zichzelf als persoon doorgeven en het christendom is daarmee verweven. Wanneer deze denk- en werkwijze naast de visie van H.R. Rookmaaker wordt gelegd, zijn er veel overeenkomsten te zien. Ten eerste richten de kunstenaars zich in eerste instantie op het maken van kunst. Ze willen hun talent ten volle benutten en zetten dit in in de (seculiere) kunstwereld. Ze maken geen kunst om te evangeliseren, hoewel ze als persoon hun geloof niet willen verbergen. Voor sommige kunstenaars is dit makkelijker gezegd dan gedaan: uit de vragenlijst bleek dat een deel van de kunstenaars worstelt met de vraag in hoeverre ze hun geloof kenbaar moeten maken. Verder moet worden opgemerkt dat het onder de kunstenaars verschilt in hoeverre ze hier een duidelijke visie over hebben. Veel van de kunstenaars zijn nog niet lang geleden afgestudeerd, waardoor ze nog geen groot en vastomlijnd oeuvre op hebben gebouwd. Bij sommigen is hun werk, maar vaak ook hun visie op kwesties rondom geloof en kunst, nog in ontwikkeling.

Een van de redenen die kunstenaars geven om geen typisch christelijke beeldtaal te gebruiken in hun werk, is dat ze het gevoel hebben dat ze hiermee veel mensen niet kunnen bereiken. De vraag is of dit werkelijk zo is, want bij het bespreken van de oudere generatie christelijke kunstenaars zagen we dat de kunstenaars, ondanks hun christelijk georiënteerde werk, ook een plaats hadden verworven in de seculiere kunstwereld. Het gebruik van verwijzingen naar het christendom lijkt voor hen geen belemmering te zijn geweest om niet-christenen te bereiken. Toch zullen de jonge kunstenaars niet voor niets het gevoel hebben dat ze met christelijke beeldelementen veel mensen niet bereiken. Hoewel uit de vragenlijsten niet duidelijk blijkt waar hun vermoeden vandaan komt, wil ik wel een mogelijke verklaring geven. In de laatste decennia is de groep christenen in Nederland steeds kleiner geworden, waardoor steeds minder mensen affiniteit hebben met het christendom. Niet-christenen kennen de christelijke beeldtaal vaak nog wel, maar het zegt hen weinig en raakt hen niet persoonlijk. Hoewel de secularisering in de jaren zestig, zeventig en tachtig ook al sterk aanwezig was in Nederland, kende het seculiere publiek de christelijke beeldtaal nog van dichtbij, vanuit hun opvoeding of directe omgeving. De laatste decennia is de kloof tussen de christelijke beeldtaal en het persoonlijk leven van mensen steeds groter geworden. Dit zou kunnen verklaren waarom jonge kunstenaars het gevoel hebben mensen niet te kunnen raken met typisch christelijke beelden. Ook het feit dat er sinds 2002 geen christelijke kunstacademie meer in Nederland is, kan ervoor hebben gezorgd dat kunstenaars zich nog meer hebben geconformeerd aan de seculiere kunstwereld en dat hun werk zich hiervan minder onderscheid dan bij de oudere generatie kunstenaars het geval is.

In het eerste hoofdstuk kwam tegelijkertijd een andere ontwikkeling naar voren, namelijk die van een lichte heropleving van de christelijke kunst. In een aantal artikelen over de relatie tussen het christendom en hedendaagse kunst werd hierover gesproken.(128) Sinds halverwege de jaren negentig lijkt de hoeveelheid tentoonstellingen en publicaties over christelijke kunst toe te nemen, zo werd geconstateerd. Dit is deels te verklaren met de theorie van het metamodernisme, die stelt dat in de laatste decennia de waardering voor het aanhangen van een ideaal en het geloven in één waarheid is gegroeid. Dit zou met zich meebrengen dat er ook meer waardering is voor het uiten van een overtuiging in een kunstwerk en dat kunst waarin een ideaal naar voren komt dus positiever beschouwd wordt.

De twee hiervoor beschreven ontwikkelingen lijken elkaar tegen te spreken. Waarom voelen jonge christelijke kunstenaars zich bezwaard hun overtuiging in hun werk te uiten, terwijl de seculiere kunstwereld hier juist weer meer voor open lijkt te staan? Uit de voorgaande hoofdstukken kwam geen kant-en-klaar antwoord naar voren, maar toch wil ik een suggestie voor een verklaring doen, om zo meer grip te kunnen krijgen op dit vraagstuk. Hoewel de belangstelling voor christelijke kunst volgens De Wal al sinds halverwege de jaren negentig toeneemt, wil dit niet zeggen dat deze in de hele kunstwereld doorgedrongen is en voor iedereen merkbaar is. Omdat het nog een relatief kleinschalige ontwikkeling is, heeft deze al nog niet op de hele kunstwereld, waaronder op de kunstacademies, invloed gehad. Uit de reacties van kunstenaars bleek dat op hun opleiding vaak het idee heerste dat de geloofsovertuiging vooral een privéaangelegenheid was en dat het niet gewenst was om deze in het werk te uiten. Omdat de jonge kunstenaars nog maar recent zijn afgestudeerd, is het niet raar dat de visie die ze op hun opleiding hebben meegekregen bij hen erg leeft. Dat wil echter niet zeggen dat daar geen verandering in kan komen.

 

CONCLUSIE

In deze scriptie is onderzoek gedaan naar de jongste generatie Nederlandse hedendaagse kunstenaars met een christelijke geloofsovertuiging. De vraag die als leidraad heeft gediend voor deze scriptie was de volgende:

Welke rol speelt de geloofsovertuiging van jonge christelijke kunstenaars in Nederland in hun werk en hoe kan deze rol verklaard worden?

Rol van geloofsovertuiging
Bij de 21 kunstenaars waarnaar onderzoek is gedaan is de relatie tussen hun geloofsovertuiging en hun werk verschillend. Bij circa tien procent van hen speelt het geloof nauwelijks een rol in hun werk. Ze beschouwen hun christelijke overtuiging als losstaand van hun werk als kunstenaar en putten geen directe inspiratie uit hun geloof. In hun werk worden dan ook geen typisch christelijke thema’s behandeld. Ook het andere uiterste komt vrijwel niet voor: er zijn geen jonge kunstenaars gevonden die in hun werk zo direct door hun christelijk geloof worden beïnvloed dat er hoofdzakelijk thema’s en beeldelementen worden gebruikt die naar het christendom verwijzen. Wel is er een tweetal werken waarin dit het geval is, maar deze zijn wat dat betreft uniek in het oeuvre van hun maker. Het overgrote deel van de kunstenaars zweeft ergens tussen deze twee uitersten in. Hun geloofsovertuiging speelt wel een rol in de werken, maar is voor de beschouwer – in elk geval op het eerste gezicht – niet te zien. Sommige van de onderzochte kunstenaars laten zich vooral op een indirecte manier door hun geloof beïnvloeden. Het geloof ligt aan de basis van bepaalde ideeën en visies die in hun werk een belangrijke rol spelen. Het christendom is dan niet direct in het werk te zien, maar is wel de belangrijkste inspiratiebron voor de thematiek, het materiaalgebruik of de stijl waarin gewerkt is. Andere kunstenaars laten zich op een meer directe manier inspireren door hun geloof. Ze beelden met hun werk bijvoorbeeld de moraal van een Bijbeltekst uit of verbeelden een gebeurtenis of gevoel uit hun persoonlijk geloofsleven. Dit doen ze echter op een manier die ruimte laat voor verschillende interpretaties, waardoor veel beschouwers de link met het geloof niet zullen leggen.

Beweegredenen
Door deze werkwijze van de jonge kunstenaars te vergelijken met die van oudere christenkunstenaars werd duidelijk dat er een ontwikkeling gaande is. Onder de vorige generatie christelijke kunstenaars was immers wel een groot aantal kunstenaars dat in hun werk direct naar de geloofsovertuiging verwees. Daarom is er gezocht naar oorzaken van deze ontwikkelingen. Middels vragenlijsten is onderzoek gedaan naar de beweegredenen van jonge kunstenaars. Hieruit volgde een aantal factoren, die ervoor hebben gezorgd dat de jonge hedendaagse christenkunstenaars nauwelijks expliciet verwijzen naar hun geloof. Deze factoren speelden bij de ondervraagde kunstenaars in verschillende maten, maar vormen samen een geheel van oorzaken van de betreffende ontwikkeling. Allereerst kwam naar voren dat een deel van de kunstenaars weerstand ervaart vanuit de seculiere kunstwereld als het gaat om het uiten van hun geloof in hun werk. Tijdens hun opleiding werd het nadrukkelijk verwijzen naar hun religieuze overtuigingen vaak niet gewaardeerd en zijn de kunstenaars soms gestimuleerd dit niet te doen. Een tweede argument dat werd aangehaald was bijna het tegenovergestelde, namelijk de ervaring van weerstand vanuit de christelijke wereld. Verschillende ondervraagden hadden het gevoel niet serieus te worden genomen door medechristenen en de kerk in hun werk als kunstenaar. Dit heeft er aan bijgedragen dat christenkunstenaars zich met hun werk niet specifiek op een christelijke doelgroep richten. Ook het feit dat er in de kerk geen (serieuze) vraag leek te zijn naar vooruitstrevende, hedendaagse kunst die vanuit een christelijk oogpunt gemaakt werd, droeg hieraan bij. Een andere reden die naar voren is gekomen is het feit dat verschillende christenkunstenaars het moeilijk vinden om in hun werk naar het christendom te verwijzen en tegelijkertijd vernieuwend werk te maken. Ze zijn bang dat ze ofwel in clichés vervallen of dat hun werk als aanstootgevend wordt gezien door andere christenen. Tot slot is er sinds 2002 geen christelijke kunstacademie meer in Nederland, waardoor geen van de christenkunstenaars in een christelijke omgeving is geschoold. Ook dit kan hebben bijgedragen aan de ontwikkeling.

Toekomstperspectief
Het is moeilijk te voorspellen hoe de kunst van kunstenaars met een christelijke overtuiging zich verder zal ontwikkelen. Enerzijds lijkt het voorspelbaar dat de ontwikkeling van steeds meer subtiele verwijzingen naar het christendom in kunst zich voortzet. Toch lijkt de andere ontwikkeling die in deze scriptie beschreven is, het fenomeen dat de kunstwereld steeds meer openstaat voor religieuze uitingen en verwijzingen in kunst, dit te voorkomen. Wanneer deze laatstgenoemde ontwikkeling zich verder doorzet en meer voeten in de aarde krijgt in de Nederlandse kunstwereld, is het niet ondenkbaar dat in het werk van christelijke kunstenaars - en religieuze kunstenaars in het algemeen - weer meer uiting wordt gegeven aan de geloofsovertuiging, zonder dat de kunstenaars hiermee hun seculiere publiek verliezen.

Suggesties voor verder onderzoek
Naar aanleiding van het onderzoek dat uitgevoerd is in deze scriptie, rijzen er enkele vragen waarop het antwoord zou kunnen worden gezocht middels verder onderzoek. Allereerst is dat de vraag hoe het werk van christenkunstenaars zich voortzet en of de ontwikkelingen die nu gaande zijn op dezelfde manier doorzetten. Daarnaast zou het interessant zijn om dit onderzoek breder te trekken naar andere religies of naar religie in kunst in het algemeen. Vinden daar soortgelijke ontwikkelingen plaats of zijn deze ontwikkelingen typerend voor het werk van christelijke kunstenaars? Tot slot zou er soortgelijk onderzoek kunnen worden gedaan naar de ontwikkeling van het werk van christenkunstenaars in andere landen. Er zou onderzocht kunnen worden of de situatie in een land als de Verenigde Staten vergelijkbaar is met Nederland, of dat daar zich andere ontwikkelingen voordoen.

 

BRONNEN

Schriftelijke en digitale publicaties

Tent. cat. Amsterdam, Marc Mulders, Amsterdam 1991 (Anthony Fudge et al.)

Website Bibliotheek.nl, ‘Christelijke beeldtaal in de kunst van Paul van Dongen: een interview’, Bibliotheek.nl, www.bibliotheek.nl/thema/designenkunst/moderne-kunst---christendom/52994.christelijke-beeldtaal-in-de-kunst-van-paul-van-dongen--een-interview.html (laatst geraadpleegd: juli 2013).

Tent. cat. Deventer, Alleen in het atelier: Koen Ebeling Koning, Ronald Ophuis, Janpeter Muilwijk, Heino/Wijhe 1997 (door Janneke Wesseling en Rieneke W. Harkema)

Tent. cat. Deurne en Utrecht, Jezus is boos; het beeld van Christus in de hedendaagse kunst, Zoetermeer 1995 (door Regnerus Steensma (red.)).

James Elkins, On the strange place of religion in contemporary art, New York 2004.

Laurel Gasque, ‘Hans Rookmaaker: an Open Life’ in: Marleen Hengelaar-Rookmaaker (ed.), The Complete Works of Hans Rookmaaker 6, Carlisle 2003, 299-429.

Laurel Gasque, 'Kunsthistoricus en calvinistisch denker: H.R. Rookmaaker (1922-1977)', in: Roelof Kuiper, Vuur en Vlam, deel III; Kinderen van de vrijmaking, Amsterdam 2004, 212-238.

Hans den Hartog Jager, De schoonheid van een raadsel, Maastricht 2012, www.marres.org/downloads/Essay_Marres_lostforfaith_2.pdf (laatst geraadpleegd: augustus 2013).

Marleen Hengelaar-Rookmaaker, ‘Paul van Dongen: Verrijzenis; Paul van Dongen en zijn religieus-symbolische kunst’, Opbouw 54 (2010), 7, 15-17, www.opbouwonline.nl/artikel.php?id=6609 (laatst geraadpleegd: juli 2013).

Tent. cat. Tilburg, De Tilburgse School, Amsterdam/New York 2003 (door Geurt Imanse).

Karolien Knols, ‘Het enige dat ik echt heb, is mijn geloof’ [interview met Marc Mulders], De Volkskrant, 7 augustus 2010.

Nina Minnaar, ‘Jonge christelijke kunstenaars: een verkenning’, in april 2013 gepubliceerd op website ArtWay, www.artwaynl.nl/artway.php?id=405&lang=nl&action=show (laatst geraadpleegd: juli 2013).

Janpeter Muilwijk, Willemijn Peene en Gert Jan Smit, Verweven; wandtapijt voor de Nieuwe Kerk, Middelburg 2012.

Illand Pietersma, ‘Kroonjuweel op de schepping’ [interview met Dirk-Jan Zetstra], Dagblad van het Noorden, 14 maart 2012.

Jos Pouls, 'Tussen Parijs en Rome: de context van een omstreden tentoonstelling van moderne religieuze kunst in Eindhoven (1951)', Trajecta. Tijdschrift voor de geschiedenis van het katholiek leven in de Nederlanden 11 (2002), 129-154.

Website Radboud Universiteit, Metamodernisme en de terugkeer van het ideaal, 22 maart 2012,
www.ru.nl/@844762/metamodernisme (laatst geraadpleegd: juli 2013).

Pie-Raymond Regamey, ‘The Modern Artist and Religious Art: Christian possibilities in artists without faith’, Cross Currents 1 (1951), 3, 55.

Jan Ridderbos, ‘Paul van Dongen: in de ban van het woord’, Trouw, 6 december 2007.

H.R. Rookmaaker, Art needs no justification, Downers Grove 1978. www.patrickdodson.net/files/Rookmaaker.pdf (laatst geraadpleegd: juli 2013)

H.R. Rookmaaker, ‘The Creative Gift, Dürer, Dada and Desolation Row’ in: Marleen Hengelaar-Rookmaaker (ed.), The Complete Works of Hans Rookmaaker 3, Carlisle 2002, 133-244.

Lydia Schoonbaert en Cees Peeters, Religieuze kunst vandaag; religieuze plastische kunst van christelijke inspiratie na 1945; kerkelijke kunst en religieuze kunst, ’s-Hertogenbosch 1987.

Sandra Spijkerman, ‘Uit overtuiging’, Kunstbeeld 5 (2006), 48-51 www.kunstbeeld.nl/nl/file/20110707150339/1638/index.html (laatst geraadpleegd: juli 2013).

Regnerus Steensma, ‘De kerk doordringen van het lijden’ [interview met Marc Mulders], Trouw, 4 augustus 1994.

Wessel Stoker, ‘God, meester in de kunsten: over de relatie kunst en religie’, Tijdschrift voor Theologie 46 (2006), 4, 377-395.

Jurgen Tiekstra, ‘Gelovige kunstenaar wordt eigenzinnig’, VolZin 12 (2013), 8, 32-35.

Philip Verdult (red.), God en kunst; over het verdwijnen en verschijnen van het religieuze in de kunst, Tielt 2009.

Timotheus Vermeulen en Robin van den Akker, ‘Notes on metamodernism’, Journal of Aesthetics and Culture 2 (2010), 1-13.

Joost de Wal, Kunst zonder kerk; aspecten van religie in de Nederlandse autonome beeldende kunst tussen 1945 en 1990, met bijzondere aandacht voor de jaren tachtig, Utrecht 1999.

 

Websites (laatst geraadpleegd: juli 2013)

ArsProDeo: www.arsprodeo.nl

ArtWay: www.artwaynl.nl

Paul van Dongen: www.paulvandongen.com 

ForumC-Kunst: www.forumc.nl/index.php?option=com_content&view=article&id=38&Itemid=30 

Platform Kerk & Kunst: www.platformkerkenkunst.nl 

Janpeter Muilwijk: www.janpetermuilwijk.com 

Marc Mulders: www.marcmulders.com 

Maartje van den Noort: www.maartjevandennoort.nl 

Dirk-Jan Zetstra: www.dirkjanzetstra.nl 

Willem Zijlstra: www.kunstdeevee.nl

 

Bijlage 1: Samenvatting resultaten enquête

(De volledige antwoorlijsten van de kunstenaars zijn hier weggelaten. Ze zijn op te vragen bij Nina Minnaar)

Hieronder zijn de resultaten van de enquête beknopt samengevat en overzichtelijk gemaakt. Het getal achter elke reactie geeft aan hoeveel respondenten dit antwoord gaven. In totaal zijn er 21 kunstenaars ondervraagd. Omdat kunstenaars soms meer dan één antwoord gaven in hun reactie, komen bij sommige vragen de getallen opgeteld op meer dan 21 uit.

Relatie eigen werk en geloofsovertuiging
1. Welke rol speelt de geloofsovertuiging in de totstandkoming van het werk?
- Het speelt wel een rol, maar vaak op de achtergrond. Er is geen
directe relatie tussen mijn geloofsovertuiging en mijn werk. 8
- Mijn geloofsovertuiging is aanwezig in mijn werk, maar vaak niet zichtbaar. 12
- Mijn geloofsovertuiging is zichtbaar aanwezig in mijn werk. 1

2. (Alleen te beantwoorden indien van toepassing.) Waarom verwijst u in uw werk niet of nauwelijks naar het christelijk geloof?
- Ik doe het wel, maar niet letterlijk. 5
- Ik voel niet de behoefte. 4
- Ik maak geen kunst om te evangeliseren. 4
- Ik vind het lastig. 2
- Ik voel weerstand van de kerk. 1
- Ik wil dat mijn werk voor iedereen toegankelijk is. 2
- Geen reactie. 5

3. Ervaart u een spanning tussen uw geloofsovertuiging en de veelal seculiere kunstwereld?
- Ja, ik ervoer weerstand en/of onbegrip van de kunstwereld. 4
- Af en toe 6
- Nauwelijks 3
- Nee 8

4. Heeft u een dergelijke spanning ervaren tijdens uw kunstopleiding? Zo ja, hoe?
- Ja 7
- Af en toe 6
- Nauwelijks 3
- Nee 3
- Nee, maar mijn opleiding had een christelijke achtergrond. 2

5. In hoeverre maakt u uw geloofsovertuiging kenbaar in de kunstwereld? Worstelt u daar wel eens mee?
- Ik ben er open over, maar presenteer mezelf niet expliciet
als christelijke kunstenaar. 10
- Ik worstel daarmee of heb ermee geworsteld. 6
- Ik maak het niet kenbaar, want ik wil dat de toeschouwer neutraal naar
mijn werk kan kijken. 2
- Overige 6

Relatie kunst en geloofsovertuiging algemeen
6. Er wordt vaak verondersteld dat kunstenaars met een christelijke levensovertuiging ‘christelijke’ kunst maken. Hiermee wordt dan kunst bedoeld waarin christelijke thema’s of christelijke symboliek een belangrijke rol speelt. Hoe kijkt u tegen deze opvatting aan?
- Ik vind het kort door de bocht, achterhaald. 8
- Logische opvatting, want christelijke kunstenaars die geen
christelijke thema’s gebruiken worden minder snel als christen herkend. 3
- Het klopt, want de christelijke thematiek speelt onbewust altijd een rol,
hoewel dit niet altijd concreet zichtbaar is. 3
- Christelijke overtuiging moet blijken uit persoon, niet direct uit het werk. 2
- Je moet als kunstenaar achter je eigen werk staan, en geen christelijke
thema’s moeten gebruiken omdat je christen bent. 2
- Overige 5

7. Waarom denkt u dat (ook andere) jonge christelijke kunstenaars in het algemeen weinig naar hun geloof verwijzen in hun werk?
- Ze doen het wel, maar meer impliciet. 5
- Ze willen meer mensen kunnen aanspreken, ook niet-christenen. 5
- Er rust een taboe op/het wordt niet serieus genomen. 4
- Kunst hoeft niet meer dienend te zijn, maar moet persoonlijke expressie zijn. 2
- Er zijn weinig goede (hedendaagse) voorbeelden. 2
- Overige 5

8. Er wordt wel eens gesteld dat we in een post-postmoderne samenleving leven, waarin het hebben van een sterke geloofsovertuiging weer meer gerespecteerd en gewaardeerd wordt. Merkt u hier iets van met betrekking tot uw werk als kunstenaar? Heeft u het idee dat er een verandering gaande is of heeft plaatsgevonden ten opzichte van een aantal jaar geleden? Staat men meer open voor kunst over religie/die christelijke waarden uitdraagt?
- Ja, men staat er (meer) voor open. 6
- Men staat wel open voor religie, maar het moet niet opgelegd worden. 8
- Men staat wel open voor religie, maar niet voor het christendom. 5
- Ik herken het totaal niet. 1
- Overige 2

9. Hoe kijkt u aan tegen het afbeelden van Bijbelse taferelen in (hedendaagse) kunst?
- Het moet wel vernieuwend zijn, maar als dat het is vind ik het goed. 11
- Ik vind het prima. 4
- Het voegt weinig toe, moet een vertaalslag naar het nu worden gemaakt. 1
- Afhankelijk van de context en intentie. 5

10. Ziet u een verschil tussen het werk van oudere (hedendaagse) christenkunstenaars en het werk van uw generatie?
- Ik weet het niet. 9
- Ja 7
- Nee 3
- Overige 2

 

Bijlage 2: Overzicht christenkunstenaars van boven de 35 jaar

Naam: Steven Barnhoorn
Geboortejaar: 1964
Kunstvorm(en): hoofdzakelijk schilderijen
Wel/geen verwijzingen naar christendom: gedeeltelijk. Een groot deel van zijn werk beeldt bijbelse gebeurtenissen uit, maar hij schildert ook landschappen, mensen en dieren.
Benadering : 1 en 4
Website: www.stevenbarnhoorn.nl

Naam: Marjan Beuker
Geboortejaar: 1961
Kunstvorm(en): onder andere installaties, tekeningen en ruimtelijke beelden
Wel/geen verwijzingen naar christendom: gedeeltelijk.
Benadering: 1 en 4
Website: http://www.marjanbeuker.nl/

Naam: Irene van den Bos
Geboortejaar: 1953
Kunstvorm(en): schilderijen
Wel/geen verwijzingen naar christendom: geen.
Benadering: 1
Website: IreneArt - (studioirene.nl)

Naam: Marius van Dokkum
Geboortejaar: 1957
Kunstvorm(en): schilderijen, illustraties, tekeningen
Wel/geen verwijzingen naar christendom: gedeeltelijk. Hoofdzakelijk seculiere onderwerpen, maar ook een aantal christelijke onderwerpen, waaronder de ark van Noach en het kerstverhaal.
Benadering: 1 en 4
Website: www.mariusvandokkum.nl

Naam: Paul van Dongen
Geboortejaar: 1958
Kunstvorm(en): etsen, tekeningen, schilderijen
Wel/geen verwijzingen naar christendom: wel. Veel christelijke/bijbelse thema’s en christelijke/katholieke symboliek. Daarnaast ook wel seculiere thema’s als portretten, naakten en natuur.
Benadering: hoofdzakelijk 4
Website: www.paulvandongen.com

Naam: Adri Geelhoed
Geboortejaar: 1957
Kunstvorm(en): schilderijen
Wel/geen verwijzingen naar christendom: geen. Hij schildert alleen landschappen en volledig abstract werk.
Benadering: 1
Website: www.adrigeelhoed.nl

Naam: Jan Pieter Gootjes
Geboortejaar: 1950
Kunstvorm(en): schilderijen, ruimtelijke beelden, installaties
Wel/geen verwijzingen naar christendom: gedeeltelijk. In veel werken wel, maar niet altijd en ook niet altijd even duidelijk zichtbaar. Vaak wordt het vooral duidelijk uit de titel, bijvoorbeeld bij Ps 8 en Jakobsladder.
Benadering: 3 en 4
Website: www.janpietergootjes.blogspot.nl

Naam: Henk Helmantel
Geboortejaar: 1945
Kunstvorm(en): schilderijen
Wel/geen verwijzingen naar christendom: geen expliciet christelijke thema’s, maar een belangrijke tak van zijn werk is kerkinterieurs.
Benadering: 2
Website: www.henkhelmantel.nl

Naam: Anneke Kaai
Geboortejaar: 1951
Kunstvorm(en): schilderijen
Wel/geen verwijzingen naar christendom: wel. Hoofdzakelijk bijbelse en christelijke thema’s, zoals psalmen, openbaring, de tien geboden.
Benadering: 4
Website: www.annekekaai.nl

Naam: Marc de Klijn
Geboortejaar: 1939
Kunstvorm(en): schilderijen
Wel/geen verwijzingen naar christendom: wel. Joodse en christelijke thema’s. Voor de beschouwer vaak niet zichtbaar, maar soms blijkt de verwijzing uit de titel.
Benadering: 3 en 4
Website: ArtMaHé » Marc de Klijn (artmahe.com)

Naam: Janpeter Muilwijk
Geboortejaar: 1960
Kunstvorm(en): schilderijen, tekeningen, textiel
Wel/geen verwijzingen naar christendom: wel. De werken zijn vaak geïnspireerd op het christendom en bevatten ook vaak christelijke symboliek. De titels zijn echter vaak ‘neutraal’, waardoor meerdere interpretaties mogelijk zijn.
Benadering: 3 en 4.
Website: http://www.janpetermuilwijk.com

Naam: Marc Mulders
Geboortejaar: 1958
Kunstvorm(en): schilderijen, aquarellen, glas-in-loodramen, glasobjecten, textiel, fotografie, collages.
Wel/geen verwijzingen naar christendom: wel. De werken vinden vaak oorsprong in het christendom, hoewel het niet altijd zichtbaar is voor de beschouwer. In sommige werken wordt gebruik gemaakt van christelijke thema’s en symboliek.
Benadering: 2, 3 en 4
Website: www.marcmulders.com

Naam: Leo Nieuwenhuize
Geboortejaar: 1952
Kunstvorm(en): schilderijen, mixed media
Wel/geen verwijzingen naar christendom: nauwelijks. Het werk is redelijk abstract, waardoor de verwijzingen naar het christendom die er zijn, ook anders geïnterpreteerd kunnen worden.
Benadering: 1, soms 2.
Website: www.leonieuwenhuize.nl

Naam: Rinke Nijburg
Geboortejaar: 1964
Kunstvorm(en): tekeningen, schilderijen, grafiek
Wel/geen verwijzingen naar christendom: wel. Het werk is gelaagd en laat altijd ruimte voor meer interpretaties, maar bevat wel veel christelijke symboliek.
Benadering: 3
Website: www.rinkenijburg.com

Naam: André Pelgrim
Geboortejaar: 1941
Kunstvorm(en): houtsneden, eerder ook lino en aquarellen.
Wel/geen verwijzingen naar christendom: nauwelijks.
Benadering: 1, soms 2.
Website: geen eigen website.

Naam: Daniël Tavenier
Geboortejaar: 1964
Kunstvorm(en): voornamelijk schilderijen
Wel/geen verwijzingen naar christendom: wel. In zijn oeuvre vinden we veel werken met bijbelse en christelijke thema’s.
Benadering: hoofdzakelijk 4
Website: www.danieltavenier.com

Naam: Mary Velthoen
Geboortejaar: 1966
Kunstvorm(en): schilderijen, tekeningen, grafiek
Wel/geen verwijzingen naar christendom: wel. Relatief voor werken met bijbelse of christelijke thema’s, maar ook wel seculiere thema’s.
Benadering: 1 en 4
Website: Mary Velthoen (maryvelthoenart.com)

Naam: Hetty de Wette
Geboortejaar: 1957
Kunstvorm(en): schilderijen
Wel/geen verwijzingen naar christendom: geen.
Benadering: 1
Website: www.hettydewette.com

Naam: Willem Zijlstra
Geboortejaar: 1954
Kunstvorm(en): tekeningen, schilderijen, ruimtelijke beelden, installaties
Wel/geen verwijzingen naar christendom: gedeeltelijk.
Benadering: 2, 3 en 4
Website: www.kunstdeevee.nl

 

Bijlage 5. Overzicht van jonge christenkunstenaars

1. Johan Akkerman (1977)
2. Rianne Bakker (1988)
3. Gerdien van Delft-Rebel (1978)
4. Trude Euser-van Beest (1982)
5. Henrike Gootjes (1979)
6. Sjoukje Gootjes (1985)
7. Willemijn de Groot (1981)
8. Frank van der Hoeven (1985)
9. Han Hofman (1985)
10. Bram Kneppers (1981)
11. Davitha van de Kuilen-Terlouw (1987)
12. Ruben Lekkerkerker (1990)
13. Corine de Man-van Tol (1984)
14. David van der Meer (1979)
15. Jan Neven (1978)
16. Maartje van der Noort (1981)
17. Marisa Rappard (1979)
18. Kirsten Roth-Koch (1978)
19. Suzette Roza (1987)
20. Margje Schuurman (1988)
21. Rhodé van der Stelt-van Luijk (1990)
22. Daniël van der Veer (1979)
23. Soraya Welvaart (1985)
24. Eva van Woerkom (1985)
25. Dirk-Jan Zetstra (1984)
26. Linda Zwart (1990)

 

Bijlage 6. Samenvatting scriptie

SAMENVATTING

Begin 2013 deed Nina Minnaar voor stichting ArtWay onderzoek naar het leven en werk van jonge, hedendaagse christenkunstenaars in Nederland. Hieruit bleek dat in het werk van de nieuwe generatie christenkunstenaars opvallend weinig directe verwijzingen naar het christendom zichtbaar zijn. In het scriptieonderzoek dat op dit eerste onderzoek volgde, is dieper ingegaan op deze ontwikkelingen. Het werk van de jonge christelijke kunstenaars werd voorzien van een kunsthistorisch kader en het werd vergeleken met het werk van een eerdere generatie christenkunstenaars. Bovendien werd er middels een vragenlijst onderzoek gedaan naar de beweegredenen van de jonge kunstenaars. Hierdoor is meer inzicht verworven in de vraag waarom de geloofsovertuiging van de jonge generatie een veel subtielere rol speelt in het werk dan bij de vorige generatie het geval is. Reacties van de seculiere kunstwereld en de christelijke omgeving van de kunstenaars leveren hier een belangrijke bijdrage aan. De kunstenaars hebben het gevoel door de wereld van de hedendaagse kunst niet serieus te worden genomen wanneer het christendom uitgesproken aanwezig is in hun werk. Tegelijkertijd werd door de kunstenaars aangegeven dat ze vanuit de kerk en hun eigen christelijke omgeving de stimulans missen om zich met hun werk meer op de christelijke wereld te richten. Bij het onderzoek naar de jonge christelijke kunstenaars kwam bovendien een andere ontwikkeling naar voren, namelijk dat er vanuit de seculiere kunstwereld in de laatste decennia steeds meer aandacht lijkt te zijn voor christelijke aspecten in kunst.

 

NOTEN

1 www.artwaynl.nl.
2 De teksten die uit het onderzoek zijn voortgekomen staan gepubliceerd op de website van ArtWay.
3 De Wal 1999, 8.
4 De Wal 1999, 9.
5 De Wal 1999.
6 Steensma 1995.
7 Verdult 2009.
8 Sinds 1920 konden katholieke kunstenaars zich aansluiten bij de Algemene Katholieke Kunstenaarsvereniging (AKKV), maar vanaf de jaren tachtig van de twintigste eeuw is deze verder gegaan als een oecumenisch verbond onder de naam Algemeen Kristelijk Kunstenaars Verbond. Overigens heeft het AKKV op het moment van schrijven geen leden onder de 35 jaar.
9 Pouls 2002.
10 Verdult 2009, 148-149.
11 Verdult 2009, 149.
12 De tentoonstelling vond plaats van 26 januari tot 16 maart 1958 in Stedelijk Museum Het Prinsenhof in Delft.
13 Verdult 2009, 149.
14 Verdult 2009, 149.
15 De Wal 1999, 251.
16 De Wal 1999, 252.
17 De Wal 1999, 252.
18 De Wal 1999, 253.
19 Steensma 1995, 41.
20 Steensma 1995, 42.
21 Zie ook de alinea ‘Uitwerking’ in paragraaf 2.2.
22 Spijkerman 2006, 49.
23 Spijkerman 2006, 49.
24 Spijkerman 2006, 49.
25 Spijkerman 2006, 50.
26 Spijkerman 2006, 49.
27 Hengelaar-Rookmaaker 2010, 15.
28 Vermeulen en Van den Akker 2010, 1-13.
29 Website Radboud Universiteit 2012, www.ru.nl/@844762/metamodernisme.
30 Vermeulen en Van den Akker 2010, 5.
31 Vragenlijst Rianne Bakker, vraag 8, zie bijlage, p. 82
32 Vragenlijst Frank van der Hoeven, vraag 8, zie bijlage, p. 93.
33 Vragenlijsten Johan Akkerman, Rianne Bakker, Henrike Gootjes, Marisa Rappard, vraag 3, zie bijlage, p. 79, 81, 87, 107.
34 Vragenlijst Linda Zwart, vraag 8, zie bijlage, p. 126.
35 Vragenlijsten Sjoukje Gootjes, Davitha van de Kuilen-Terlouw, Corine de Man-van Tol, vraag 8, zie bijlage, p. 90, 100, 104.
36 Deze drie alinea’s zijn gebaseerd op Gasque 2004, 212-238.
37 Hengelaar-Rookmaaker (ed.) 2002, 133-244 (oorspronkelijk Rookmaaker 1981); Rookmaaker 1978.
38 Hengelaar-Rookmaaker 2002, 167-168, 175-176 (oorspronkelijk Rookmaaker 1981).
39 Rookmaaker 1978, 13.
40 Hengelaar-Rookmaaker 2002, 158 (oorspronkelijk Rookmaaker 1981).
41 Het is niet bekend aan wie hij deze brief schreef.
42 Hengelaar-Rookmaaker 2002, 212 (oorspronkelijk Rookmaaker 1981).
43 Hengelaar-Rookmaaker 2002, 158 (oorspronkelijk Rookmaaker 1981).
44 Rookmaaker 1978, 19.
45 Rookmaaker 1978, 19.
46 Rookmaaker 1978, 22.
47 Hengelaar-Rookmaaker 2003, 390 (oorspronkelijk Gasque 2003).
48 Hengelaar-Rookmaaker 2003, 395 (oorspronkelijk Gasque 2003).
49 Hengelaar-Rookmaaker 2003, 394 (oorspronkelijk Gasque 2003).
50 Hengelaar-Rookmaaker 2003, 194 (oorspronkelijk Gasque 2003).
51 Minnaar 2013 (https://www.artwaynl.nl/artway.php?id=405&lang=nl&action=show)
52 Omdat het werk van deze kunstenaars niet wezenlijk verschilt van dat van niet-christelijke kunstenaars, wordt hier geen voorbeeld getoond.
53 Spreuken 16:9: Een mens stippelt zijn weg uit, de HEER bepaalt de richting die hij gaat. (NBV)
54 Website Janpeter Muilwijk.
55 Website Janpeter Muilwijk.
56 Wesseling en Harkema 1997, 8.
57 Muilwijk, Peene en Smit 2012.
58 Onderdeel van de tentoonstelling ‘All About Drawing: 100 Nederlandse kunstenaars’ (2011).
59 Onderdeel van de tentoonstelling ‘HxBxD Rabobank Kunstcollectie Nederland’ (2005).
60 Onderdeel van de tentoonstelling ‘Strip en Kunst’ (2008).
61 Website Janpeter Muilwijk.
62 De feitelijke informatie in deze paragraaf is afkomstig van de website Willem Zijlstra, tenzij anders vermeld.
63 Website ArsProDeo; website Platform Kerk & Kunst.
64 Als onderdeel van groepsexposities van de Kunstenaarsvereniging ‘Laren/Blaricum’.
65 Website Marc Mulders.
66 Den Hartog Jager, 2012.
67 Johannes 19:5.
68 Fudge et al. 1991, 8.
69 Idem.
70 Steensma 1994.
71 Website Paul van Dongen.
72 De drie andere kunstenaars die deel uitmaakten van de Tilburgse School zijn Guido Geelen, Reinoud van Vught en Ronald Zuurmond; Imanse 2003, 20.
73 Imanse 2003, 20-22.
74 Website Paul van Dongen.
75 Als onderdeel van de tentoonstelling ‘Zwart & Wit’ (2013).
76 Als onderdeel van de tentoonstelling ‘Linkse Hobby: de keuze van Jan Marijnissen’ (2012)
77 Website Paul van Dongen.
78 Interview met Paul van Dongen op website Bibliotheek.nl (www.bibliotheek.nl/thema/designenkunst/moderne-kunst---christendom/52994.christelijke-beeldtaal-in-de-kunst-van-paul-van-dongen--een-interview.html) (laatst geraadpleegd: juli 2013).
79 Deze vier paragrafen zijn gebaseerd op de teksten die ik schreef voor ArtWay over de betreffende kunstenaars. Deze zijn te vinden via www.artwaynl.nl/artway.php?id=405&lang=nl&action=show (laatst geraadpleegd: juli 2013). De informatie is afkomstig van de websites van de kunstenaars en persoonlijk mailcontact dat ik met hen had.
80 Citaat uit e-mailcontact met Maartje van den Noort.
81 Citaat uit e-mailcontact met Maartje van den Noort.
82 www.maartjevandennoort.nl, ‘Appearing at’ (laatst geraadpleegd: augustus 2013)
83 De aflevering van 22 december 2010, terug te zien op www.uitzendinggemist.nl/afleveringen/1025715 (laatst geraadpleegd: juli 2013).
84 Citaat uit e-mailcontact met Eva van Woerkom.
85 Bijvoorbeeld in Prediker 1:2-11, Prediker 2:1 en Prediker 12:8.
86 Dirk-Jan Zetstra, artikel in rubriek ‘Galerie - Werk te koop’ op website ArtWay (www.artwaynl.nl/artway.php?id=400&lang=nl&action=show)(laatst geraadpleegd: juli 2013).
87 Website Dirk-Jan Zetstra.
88 Pietersma 2012.
89 Website Ruben Lekkerkerker.
90 Citaat uit e-mailcontact met Ruben Lekkerkerker.
91 Vragenlijst Linda Zwart, vraag 1, zie bijlage, p. 124.
92 Vragenlijst Margje Schuurman, vraag 1, zie bijlage, p. 114.
93 Vragenlijst Marisa Rappard, vraag 1, zie bijlage, p. 106.
94 Vragenlijst Bram Kneppers, vraag 1, zie bijlage, p. 97.
95 Onder andere bij de vragenlijst van Rianne Bakker, vraag 6, zie bijlage, p. 82.
96 Vragenlijst David van der Meer, vraag 7, zie bijlage, p. 105-106.
97 Vragenlijsten Davitha van de Kuilen-Terlouw en Linda Zwart, vraag 2, zie bijlage, p. 99, p. 125.
98 Vragenlijst Bram Kneppers, vraag 2, zie bijlage, p. 97.
99 Vragenlijst Frank van der Hoeven, vraag 2, zie bijlage, p. 91.
100 Vragenlijsten Sjoukje Gootjes, Han Hofman, Bram Kneppers, Davitha van de Kuilen-Terlouw, David van der Meer, Kirsten Roth-Koch, Margje Schuurman, Linda Zwart, vraag 3, zie bijlage, p. 89, p. 95, p. 99, p. 105, p. 109, p. 114, p. 125.
101 Vragenlijst Sjoukje Gootjes, vraag 3, zie bijlage, p. 87.
102 Vragenlijst Corine de Man-van Tol, vraag 3, zie bijlage, p. 103.
103 Vragenlijsten Bram Kneppers, Ruben Lekkerkerker, Marisa Rappard, Kirsten Roth-Koch, Margje Schuurman, vraag 8, zie bijlage, p. 98, p. 109-110, p. 107-108, p. 111, p. 116.
104 Vragenlijst Marisa Rappard, vraag 3, zie bijlage, p. 107.
105 Vragenlijst Henrike Gootjes, vraag 4, zie bijlage, p. 87-88.
106 Vragenlijst Johan Akkerman, Davitha van de Kuilen-Terlouw, Ruben Lekkerkerker, Marisa Rappard, Suzette Roza, Linda Zwart, vraag 5, zie bijlage, p. 79, p. 99, p. 101, p. 107, p. 112, p. 125.
107 Vragenlijst Marisa Rappard, vraag 5, zie bijlage, p. 107.
108 Vragenlijst Bram Kneppers, vraag 5, zie bijlage, p. 97.
109 Vragenlijst Frank van der Hoeven, David van der Meer, Marisa Rappard, Dirk-Jan Zetstra, vraag 5, zie bijlage, p. 92, p. 105, p. 107, p. 122.
110 Vragenlijst David van der Meer, vraag 5, zie bijlage, p. 105.
111 Vragenlijst Rianne Bakker, vraag 3, zie bijlage, p. 81.
112 Vragenlijst Trude Euser - van Beest, vraag 3, zie bijlage, p. 85.
113 Vragenlijst Corine de Man-van Tol, vraag 2, zie bijlage, p. 103.
114 Vragenlijst Margje Schuurman, vraag 2, zie bijlage, p. 114.
115 Vragenlijst Ruben Lekkerkerker, vraag 3, zie bijlage, p. 101.
116 Vragenlijst Margje Schuurman, vraag 6, zie bijlage, p. 115.
117 Vragenlijst Rianne Bakker, vraag 6, zie bijlage, p. 82.
118 Vragenlijst Kirsten Roth-Koch, vraag 2, zie bijlage, p. 109.
119 Vragenlijst Trude Euser-van Beest, vraag 2; Henrike Gootjes, vraag 6, zie bijlage, p. 85 en p. 88.
120 Vragenlijst Trude Euser-van Beest, vraag 2, zie bijlage, p. 85.
121 Vragenlijst Henrike Gootjes, vraag 6, zie bijlage, p. 88.
122 Vragenlijst Corine de Man-van Tol, Linda Zwart, vraag 5; Dirk-Jan Zetstra, vraag 6, zie bijlage, p. 103, p. 125, p. 122.
123 Vragenlijst Trude Euser-van Beest, vraag 10, zie bijlage, p. 87.
124 Vragenlijst Ruben Lekkerkerker, vraag 10, zie bijlage, p. 102.
125 Vragenlijst Bram Kneppers, vraag 10, zie bijlage, p. 98.
126 Vragenlijst Davitha van de Kuilen-Terlouw, vraag 10, zie bijlage, p. 100.
127 Vragenlijst Frank van der Hoeven en vragenlijst Suzette Roza, vraag 10, zie bijlage, p. 94 en p. 113.

VISIT AUTHOR PROFILE